Hemelvaart

Auteur: Mark Butaye
Temps liturgique: Temps de Pâques
Année liturgique : A
Année: 2019-2020

Hemelvaart en verandering van gedaante

“Had hij zich van stijl vergist ?” vroeg ik me af, toen ik bijna bedwelmd opgetogen een artikel van hem las: het was dit keer echt leesbaar en bovendien onweerstaanbaar begrijpelijk. Tegen alle gewoonten in opende onze goede confrater Edward Schillebeeckx zijn tekst met een persoonlijke ervaring die zou uitgroeien tot een leidmotief. Vrienden hadden hem een reis in een Concorde geschonken en heel hoog daarboven, zag hij onder zich de aarde, onze woning, licht uitstralen, vol luister, schitterend, terwijl boven zijn hoofd de hemel zwart was, compacte duisternis waar geen oog doorheen kan kijken. Beeld dat hem geschonken werd waarbij de wereld oord is geworden van het Licht van de openbaring.

Dit beeld voert ons op deze dag direct mee naar het leven van Jezus en naar de viering en gedachtenis van zijn Hemelvaart. Want kijk nu eens van dichtbij hoe Lucas ( Hand. 1, 1-11) en Mattheus ( Mt. 28, 16-20) dit moment evoceren. Beide roepen een dubbele beweging op, een tweevoudig afscheid zo je wil. Jezus verlaat zijn leerlingen om op te gaan naar zijn Vader en de leerlingen verlaten de uitkijkpost om hun zending aan te vatten, te beginnen bij hun geboortestreek.

Lukas situeert dit moment met het bijzondere getal van 40 dagen na het sterven van Jezus. In deze context krijgt 40 een uitgesproken symbolische betekenis. Veertig dagen lang, zegt Lukas is Jezus op een merkwaardige manier ‘anders’ aanwezig bij zijn leerlingen : hij doet hen zien, onderwijst, ontlokt vragen, twijfels, stelt op de proef, doet begrijpen, vrees overwinnen, boort een aanwezigheid in hen aan, alsof ze nu uiteindelijk toch echt gaan zien, vertrouwen winnen en overgave. De veertig dagen na Pasen zullen verwijzen naar de tijd die Mozes doorbracht op de berg, naar de dooltocht in de woestijn, de nachten van Elia, de bekeringstijd van Jezus aan het begin van zijn openbare leven. Veertig dagen voor Pasen en veertig daarna, als één verdichting van die 40 momenten : het gebed van Mozes en Jezus in de intimiteit met hun Heer op de berg; tijd dat het gelaat oplicht, waarna de wolk overtrekt en het gezicht belemmert de Onzienbare te aanschouwen en de blik neerwaarts, naar de aarde dwingt, naar de plek waar wij wonen en werken en deel worden van de schepping. Veertig als een verwijzing naar de periode van innerlijke bekering en uiterlijke ontslaving, pelgrimstocht naar een nieuw beloofde land, tijd waar Jezus zijn identiteit op scherp stelt, zuivert en zijn zending en doop ontvangt. Veertig is het getal geworden dat geen duur aanduidt, maar een transformatie uitdrukt – een ontegensprekelijke verandering in de mens die zonder aarzelen verwijst naar de Transfiguratie op de berg.

Op elk van die momenten is een sprake van zien, niet meer zien en opnieuw zien : nu zien wij – opeens niet meer, alles is weg – en dan opnieuw zullen wij zien, als de aanzegging van een belofte. De wolk zal onze ogen beschermen. Zij is de noodzakelijke gids die er ons van moet weerhouden onmiddellijk het volle Licht te willen zien en zo blind te worden. De honger van onze blik moet wachten en zich heroriënteren, want “niemand kan God in het gelaat zien”. Niet naar de hemel staren, zeggen de beide mannen. Uw zending en bestemming speelt zich elders af. Beneden moet je zien, onder de wolk, waar de schepping zucht en kreunt en naar genezing hunkert, een verlangen naar een Godsrijk waartoe de mens zal bijdragen.

Nu ondergaan ook de leerlingen een verandering van gedaante, een indrukwekkende metamorfose. Dit breng me de uitspraak van Simone Weil in herinnering  “ Ce n’est pas à la façon dont un homme me parle de Dieu que je vois s’il a séjourné dans le feu de l’amour divin, mais dans la manière dont il me parle des choses terrestres” – “ Niet de manier waarop een mens over God spreekt zegt mij of hij gewoond heeft in het goddelijk vuur van liefde, maar in de wijze waarop hij over de aardse dingen spreekt”.

Indien Jezus de Christus van gedaante verandert, zo ook zijn leerlingen. Waren ze toehoorders, worden ze verkondigers. Het Woord wordt vlees. Hoe meer zij de wereld en de mens gaan ontmoeten vanuit het licht van Christus, des te zichtbaarder wordt hun gedaanteverandering, de betekenis van hun zending, het innerlijke vuur van het getuigenis. Het afscheid van Jezus voltrekt zich ook in het afscheid van de leerlingen.

Lukas en Mattheüs evoceren zonder omwegen dat het ‘weggaan’ van Jezus geen verdwijning is. Echt weggaan is een geen breuk, geen brutale afscheuring of scheiding.  Wat is weggaan, vraagt de dichter Rutger Kopland zich af in deze heldere regels : 

Weggaan is iets anders dan
het huis uitsluipen
zacht de deur dichttrekken
achter je bestaan en niet
terugkeren. Je blijft iemand op wie wordt gewacht.

Weggaan kan je beschrijven als
een soort van blijven. Niemand
wacht want je bent er nog.
Niemand neemt afscheid
want je gaat niet weg.

Zowel Lukas als Mattheüs vatten de eenheid met Christus nooit anders op dan als een onmiddellijke intrede in zijn dienst. “Doe dit tot Mijn gedachtenis”. “ De kracht van de heilige Geest zal over u komen en gij zult mijn getuigen worden (Lukas) en bij Mattheüs : “ Maak alle volken en naties tot mijn leerlingen (…) en ik zal bij u zijn tot aan de voleinding van de wereld”.

Hemelvaart is, als afscheid van iemand die blijft, een “transmissie” – een overdracht.  Zij verandert mij. De passus is één van de meest uitdrukkelijke in de evangelies waar het getuige worden uitgedrukt wordt als een instelling, een opdracht, een uitdrukkelijke dienst die erin bestaat de ogen en de harten zodanig te openen en te genezen dat de mens kan leven onder de genadeblik van de Vader.