In de evangelielezing van deze Zondag zien we dat Jezus zich eens echt kwaad maakt. In de catechismus hebben we altijd geleerd dat Jezus vriendelijk was, maar kijk, hier ontdekken we een ander facet van zijn persoonlijkheid. Ook Hij kan kwaad worden. Eigenlijk een beetje zoals elk van ons. Hoeveel ouders, onderwijzers, opvoeders hebben zich niet een keer kwaad gemaakt, want ze waren het eenvoudig moe altijd hetzelfde te herhalen en niet het gevoel te hebben dat ze gehoord werden.
Op een bepaald moment komt dan de druppel die de emmer doet overlopen. De woede welt op, en soms is ze een beetje buiten controle, ja opvliegend. “Trop is te veel”. De houding kunnen we begrijpen, je zelfs excuseren onder ons, mensen. Maar hoe kunnen we die rechtvaardigen in de Zoon Gods ? Deze had een zeer goede kennis van de Schrift. Op zijn beurt heeft Hij er genoeg van gekregen dat de boodschap gebracht door de profeten sedert honderden jaren, niet gehoord werd.
Laten we op onze beurt onze Bijbel openen en die passages ontdekken waarin God, door middel van zijn profeten, zich richt tot zijn volk. Laten we beginnen met Samuel : “Zouden brand- en zoenoffers de Heer even lief zijn als gehoorzaamheid aan zijn woord ? Nee, gehoorzaamheid is beter dan offeren, volgzaamheid is meer waard dan het vet van bokken” (I Sam., 15,22). Vervolgens Jesaja : “ Wat heb Ik aan al uw offers ? zegt de Heer. Ik ben verzadigd van de brandoffers van uw rammen en van het vet van uw mestkalveren. Ik schep geen behagen in het bloed van stieren, lammeren en bokken” (Jesaja 1,11). En we gaan verder met Jeremia : “Wat geef Ik om wierook uit Seba, om de geurige kalmoes uit verre streken ? Uw brandoffers behagen Mij niet ; uw slachtoffers schenken Mij geen genoegen” (Jeremia 6,20). En tenslotte de profeet Amos : “Want als ge Mij brandoffers en meeloffers brengt behagen ze Mij niet ; uw vredeoffers van gemeste kalveren kan Ik niet meer aanzien” (Amos, 5,22).
Men kan zeggen wat men wil, maar bij de lezen van die verschillende bijbel-verzen die werden verkondigd in de loop der eeuwen die aan de incarnatie van de Zoon Gods vooraf gingen, moeten we wel erkennen dat de Vader toch klaar en duidelijk laat weten dat brandoffers zijn voorkeur niet genieten en dat het niet op die manier is dat we Hem moeten danken. Zijn Zoon stelt zich goed en wel op in de lijn van de profeten en klaagt op zijn beurt de tempelpraktijken aan. Door de tafels van de tempel omver te werpen, werpt Christus in zekere zin ook een bepaald soort van godsdienst omver : dat soort godsdienst namelijk dat het gebrek aan coherentie beleeft tussen wat in de tempel gecelebreerd wordt en wat in het dagelijkse leven beleefd wordt. En als de Zoon Gods op vandaag zou terugkomen midden in onze wereld, zoals Hij beloofd heeft, zou Hij dan anders optreden tegenover ons ? Is ons geloof in God coherent met wat we dagelijks beleven ? Het is niet genoeg op Zondag te komen aanbrengen wat we in de week beleefd hebben en dank te zeggen voor de weldaden van het leven of zelfs een nog beter leven te eisen. God blijkt nog iets anders te verwachten. De eerste lezing van vandaag herinnert ons eraan dat op de berg Sinaï God aan Mozes tien geboden gaf. Het zijn geen gewone wetten, maar “woorden-van-leven”. En het is interessant te onthouden dat drie ervan gericht zijn op God zelf en de zeven andere onze broeders en zuster in menselijkheid betreffen. We zouden het anders kunnen zeggen : om goed te leven met God moeten we ook goed leven met degenen die we tot onze evennaasten maken. Het is in die zin dat ook nog op vandaag de tempel moet ontruimd worden van alle overbodige toonbanken en gemarchandeer. Door ons doopsel werden we allemaal levende tempels van de Heilige Geest. God heeft geen brandoffers noch zoenoffers nodig. Hij nodigt ons uit in deze vastentijd te ontdekken, ja te herontdekken, dat de eigenste ontmoetingsplaats met Hem beleefd wordt in het diepste van onszelf, maar ook telkens wanneer we het anderen mogelijk maken tot zichzelf te komen in volle vrijheid, telkens wanneer we hen in hun volle menselijke waardigheid erkennen, telkens wanneer we hen vergezellen op de weg van hun bestemming. In God zijn we samen één geworden, de enen met de anderen. Moge ons geloofsleven voor altijd coherent zijn met ons dagelijks leven. Amen.