Profession solennelle

Auteur: Philippe Cochinaux
Date de rédaction: 29/01/22
Temps liturgique: Temps ordinaire
Année liturgique : C
Année: 2021-2022

Homélie pour la profession solennelle du frère Anton Milh

Als hij thuiskomt na een dag werken of een tijd van vriendschap, rust onze broeder Anton graag uit op een kussen.  In het midden van een storm, slaapt Christus ook op een kussen.  Dat is een verrassend detail.  Wat als Jezus ons gewoon wilde leren hoe we moeten slapen?  Een verrassende hypothese op het eerste gezicht, maar niet zonder betekenis.   Inderdaad, om vredig in slaap te kunnen vallen, moeten wij vertrouwen hebben: vertrouwen in het leven dat wij over een paar uur weer wakker zullen worden, vertrouwen om een wereld van loslaten binnen te gaan waarin wij niets meer beheersen.  Zoals velen van ons ongetwijfeld al hebben ondervonden, is het niet altijd gemakkelijk om de slaap te vinden wanneer we worden overweldigd door angsten, wanneer we bang zijn, wanneer zorgen ons overspoelen.  In feite is het niet mogelijk voor ons om de slaap te vinden wanneer onze geest onrustig is.  Juist daarom komt Christus ons leren slapen, dat wil zeggen in het diepst van onze ziel begrijpen dat wij niets te vrezen hebben, dat het niet nodig is ons te laten overvallen door alle tegengestelde krachten die zich in ons roeren.

  Met andere woorden, hij nodigt ons uit om een zekere innerlijke vrede te vinden of zelfs te hervinden, de vrede zelf die ons in staat stelt om in alle omstandigheden onze sereniteit te bewaren, ondanks de stormen die wij doormaken.  God is het fundament waarop de oceaan van ons leven rust.  En hier staan we op vaste grond.  Door ervoor te kiezen rustig te slapen op zijn kussen achter in de boot, suggereert Jezus dat we vertrouwen hebben, dat we durven geloven dat God er altijd is, in de stormen van ons leven, veel meer aanwezig dan we ons hadden kunnen voorstellen. Hij is er. Met deze overtuiging kunnen wij Hem vertrouwen en in slaap vallen zoals een kind in de armen van zijn ouders.  Is het niet heerlijk om te kunnen zeggen dat ook wij worden uitgenodigd om in de armen van God in slaap te vallen.  In de diepte van ons wezen, in de diepte van de oceaan van ons leven, is er opnieuw een bodem die draagt wat wij zijn en wat wij zullen worden.  Deze grond is Gods land waarop wij in vertrouwen wandelen.  Wij zullen nog door stormen gaan, wij zullen nog door hevige winden worden dooreengeschud, wij zullen nog door golven van onrechtvaardigheid worden overspoeld, maar laten wij ons vertrouwen dan bewaren in God die altijd bij ons is omdat Hij in ons is.  Slapend op dit goddelijk kussen, rest ons niets anders dan over te steken naar de andere kant.

Et cette autre rive nous conduit en terre de prédication.  Là, où tu es appelé Anton « à annoncer aux nations l’insondable richesse du Christ et de mettre en lumière pour tous le contenu du mystère qui était caché depuis toujours en Dieu ».  Tu es ainsi convié à offrir à celles et ceux à qui tu t’adresseras des paroles de feu. Ce feu qui fait partie de notre tradition dominicaine.  Jeanne d’Aza, mère de saint Dominique, avait vu en songe ce chien qui tenait entre ses dents cette flamme qui devait embraser le monde.  Je ne sais pas si ta maman avait fait un rêve similaire mais telle est la mission dans laquelle tu t’engages aujourd’hui.  Par tes paroles de prêcheur et par tes activités apostoliques, tu participes à l’embrasement de notre terre.  Et le feu que tu portes en toi ne pourra se consumer car il trouve sa source dans l’Amour du Père.  Puisses-tu ne jamais oublier que les frères prêcheurs ne sont pas là, pour convaincre à tout prix, pour convertir les gens contre leur gré.  Nous sommes plutôt invités à devenir des éveilleurs  d’humanité, des éveilleurs de Divinité. Dans notre Ordre, nous cherchons toujours à approcher de la vérité, en toute liberté, mais nous ne la possédons pas.  C’est donc par le cœur que nous vivons notre vie religieuse mais avec une mission bien précise : le salut des âmes.  Telle était la préoccupation de saint Dominique.  Nous sommes appelés à être des éveilleurs d’humanité, des éveilleurs de Divinité. En ce sens, le salut ne consiste pas d’abord à être délivré de soi mais plutôt de tout ce qui nous empêche d’être soi. L’idée du salut est ainsi fondée sur une très haute estime de la personne dont Dieu souhaite qu’elle poursuive sa destinée d’accomplissement.  Le salut est ainsi constitutif de notre humanité et nous propose une dynamique de vie : la réalisation, l’accomplissement de l’être.  Un peu comme si l’appel à la vie était tout simplement un appel à devenir des vivants.   N’est-ce pas cela notre vocation ? Permettre à chaque femme, à chaque homme de devenir elle-même, lui-même et de découvrir que Dieu lui offre un merveilleux chemin de vie, un horizon de réalisation.  Ta profession solennelle nous rappelle, même en ce temps de pandémie que nous devons être des frères prêcheurs contagieux de Dieu.  Cette contagion passe par l’étude, par une quête incessante de la vérité, par un goût pour la liberté, le tout vécu en communauté.  La tâche est phénoménale.  

Tenslotte bidden we nog samen dat uw dominicaanse zusters en broeders u zullen steunen en dat de Heilige Geest u zal blijven begeleiden en u in staat zal stellen een voortreffelijke predikbroeder te zijn.

Amen