Philippe Cochinaux
Zondag 5 juni
Hoe gaan we onze weg in het leven, te midden van het gewoel van onze tijd? Soms al tastend in het duister, soms eerder op het gemak, maar soms ook door voort te razen. Ieder wandelt op zijn eigen ritme richting de vervulling van de lotsbestemming waar wij allen toe geroepen zijn, en die zich eens zal voltrekken in het delen van Gods leven, van het goddelijke leven. Zoals de heilige Irenaeus in de tweede eeuw schreef: "God werd mens, opdat de mens God zou worden". We zijn dus geroepen om God te worden.
Niets minder dan dat! Niet om onze fantasieën van almacht en dromen van het controleren van de wereld en de mensen om ons heen te verwerkelijken. Verre van dat. De goddelijke almacht komt niet tot uiting in overheersing, maar eerder in zachtheid. God worden is één zijn met Hem, leven met die intieme overtuiging dat Hij in ons is tijdens onze tocht hier op aarde en dat wij in Hem zullen zijn in ons hemelse leven. Door ons geloof zijn we een onbreekbare band met Hem aangegaan. Een band die zo innig is, dat deze door niets kan worden stukgemaakt. Het gaat hier niet om een versmelting, maar om een eenheid die het wezen van ons mens-zijn omvormt. Aangezien ik mezelf graag omschrijf als een gastronomisch theoloog, denk ik dat ik kan stellen dat het principe van deze eenheid ook wel beter bekend staat als het ‘omeletprincipe’. Als ik een ei breek, kan ik de dooier van het wit scheiden. Als ik een mens zou breken, kan ik zijn menselijkheid scheiden van zijn goddelijkheid. Als ik de twee delen van het ei met een vork door elkaar meng, maak ik een omelet, en dan is het onmogelijk om dit proces terug ongedaan te maken. Als ik de goddelijkheid in de kern van mijn menselijkheid ervaar, is het voor mij ook onmogelijk om een stap terug te zetten. We zijn tot in de kern van ons wezen met elkaar verbonden geraakt. Dit is de betekenis van Christus' gebed dat we in het Evangelie van vandaag horen: "Moge zij allen één zijn, zoals Gij, Vader, in Mij bent en ik in U ben. Moge ze één zijn in ons". Hier, te midden van de wereld, worden we uitgenodigd om een buitengewone verbondenheid te beleven. We zijn de levende tabernakels van Gods aanwezigheid. God leeft in het meest intieme van elk mens, daar waar geen enkel ander ons op die manier kan bereiken. Sterker nog, God is aanwezig in het meest intieme van onze intimiteit. Hij overspoelt mijn wezen met zijn goddelijke werkelijkheid en maakt mij zo tegelijk goddelijker, en tegelijk, in de volle betekenis van het woord ‘menselijker’. Hij is groter dan mijn hart en weet en kent alles.
Niets kan ons aan deze eenheid ontrukken, ook al worden we soms overvallen door een vloed van twijfels wanneer het leven ons op de proef stelt. Die vloed lijkt soms een waterval te worden die ons meetrekt in een draaikolk, waarin we geen idee meer hebben welke richting we uitgaan. Het woord van Jezus is er om ons gerust te stellen, om ons uit te nodigen een weg van vertrouwen en hoop in te slaan. Het is waar dat het niet altijd gemakkelijk is om dit goddelijke deel in ons te vertrouwen, om te aanvaarden om los te laten, om te vertrouwen op deze belofte van het eeuwige leven dat ons wordt aangeboden. Het is vooral op die moeilijke momenten dat het Evangelie ons uitnodigt om opnieuw naar de stem van Gods Zoon te luisteren.
Deze stem spreekt vandaag nog steeds tot ons. Hij nodigt ons uit om onze lotsbestemming te beleven, die ons leidt naar het deel hebben aan het goddelijke leven. Deze stem leeft in het meest intieme van onszelf, daar waar God zich met ons verbindt, opdat we een zouden kunnen worden met onszelf. Laten we dan erop uitgaan, op naar de ontmoeting met God in ons. Laten we vertrouwen hebben, immers, het leven in een zee gevuld met Gods aanwezigheid is ons toegezegd. Ieder van ons is als een golf van deze zee, ten diepste verbonden met zijn aanwezigheid. Deze zee is een tedere zee van liefde. Laten we ons er dan door meeslepen, in al zijn uitgestrektheid, om deel te hebben aan het goddelijke leven, hier en nu.
Amen.