Marcel Braekers
Zondag 25 augustus
In de manier waarop mensen zich God voorstellen is in 70 jaar veel veranderd. In mijn kindertijd leerden we dat God vooral rechter was, dat Hij zelfs onze meest geheime gedachten kende, iets dat wij niet zo geruststellend vonden. Je kon naar de hemel gaan, maar ook naar de hel, enz. U herinnert zich wellicht de driehoek met het oog ‘hier vloekt men niet, God ziet je’, enz. Ik wil geen karikatuur tekenen, want tegelijk werd ook gezegd dat onze God vergevingsgezind is en zijn eindeloze barmhartigheid heeft getoond in het offer van zijn Zoon. Vanaf de jaren ’60 sloeg dat beeld om in het tegendeel.
Op het sentimentele af werd gewezen op Gods liefde en geduld en op de idee dat we allen broeders en zusters zijn, een soort van religieus Woodstock. Je kon nauwelijks zondigen en werd er zeker niet voor gestraft. Het oordeel werd onder de mat geveegd want alles is liefde. Je zou verwacht hebben dat daarmee een belangrijk obstakel om te geloven was weggenomen, dat de angst was verdwenen en de kerken weer vol zouden lopen, maar dat bleek niet te zijn. Integendeel, toen de angst wegviel haakten ook een grote groep ‘gelovigen’ af.
Het evangelie van vandaag herinnert er ons aan dat we van het ene simplisme in het andere zijn vervallen. Waarom sprak Jezus dan over een smalle, moeilijk toegankelijke deur waardoor men moet binnengaan. Welk Godsbeeld schetste Hij op die manier en wat was het probleem? Mijn stelling is dat men omwille van een eeuwenlange vervorming deze deur begreep als toegang tot de hemel na de dood, terwijl Jezus sprak over het hier en nu.
De vraag van een volksgenoot aan Jezus of er veel of weinig zouden gered worden paste helemaal in de voorstelling die gelovigen hadden over God en over het leven dat men verwachtte. Politieke en sociale onrust en de altijd terugkerende invallen van gewapende bendes zorgden ervoor dat Apocalyptische beelden en verhalen over oorlogen en geweld de ronde deden. Ze verwoordden de angst en onzekerheid waarin men leefde. Daarom gebruikt Jezus het beeld van de vader die ’s nachts de deur van het huis barricadeert, omdat hij bang is voor nachtelijk geweld. Hij doet daarom alleen open als hij de stem van zijn familie herkent. Maar in de parabel doet de huisvader niet open, ook al beweren diegenen die buiten staan dat ze familie zijn.
U moet zich voorstellen hoe iedereen onmiddellijk deze situatie aanvoelde, maar met welk een schok men Jezus hoorde zeggen dat die huisvader niet opendeed ook al herkende hij de stemmen. Een goede verstaander begreep het dramatische dat achter de woorden schuilt. Want iemand had Jezus gevraagd wie gered zal worden en of het er velen zijn. De Israëlieten beschouwden zich evident als de familie, zij waren het uitverkoren volk, God had hen uitgekozen als zijn dierbare bezit. Maar het antwoord van de huisbaas is vernietigend: ‘Ga weg, gij allen die ongerechtigheid bedrijft’ zo staat in de tekst. Dat is de sleutel van heel de tekst. Wat Jezus zegt, moet zijn volksgenoten ontzettend pijn hebben gedaan. Hij wijst zijn volksgenoten niet af, maar verruimt op twee manieren de spiritualiteit. Hij spreekt niet meer over het uitverkoren volk, maar over het Rijk van God. En of je erbij hoort hangt af van je gedrag, of je al of niet gerechtigheid doet. Let op: er staat niet rechtvaardigheid, maar gerechtigheid. Die is veel meer dan sociale gelijkheid of materiële welstand voor iedereen. Gerechtigheid slaat ook op de zorg om jezelf en het geven aan God wat God toekomt.
Ik heb jullie dus daarstraks op het verkeerde been gezet door bij het beeld van de smalle deur waardoor men moet binnengaan te spreken over in de hemel komen. Eeuwenlang heeft men op die manier deze tekst gelezen maar daarover gaat dit verhaal niet. Het gaat over de vraag of je hier en nu kan toetreden tot het Rijk van God, de nieuwe, onbegrensde gemeenschap waar iedereen welkom is. En de voorwaarde daartoe is niet geboorte of een of ander inwijdingsritueel, maar dat je probeert een eerlijke, rechtvaardige mens te zijn die zich inzet, maar ook inkeert, die het leven liefheeft en in dat leven God eert.
Jezus bekritiseert de mentaliteit van zijn volksgenoten die zich te gemakkelijk en te evident als de goeden zagen omdat ze kinderen van Abraham waren. Dat soort narcisme of ijdelheid stelt Hij in vraag. Maar daarmee brengt Jezus een heel nieuwe, revolutionaire gedachte binnen. Het is niet omdat je christen bent, omdat je misschien elke week naar de mis gaat en leeft zoals men behoort te doen dat je tot de nieuwe gemeenschap behoort. Nee, een ander criterium zal gelden en daarom zullen van overal mensen komen van allerlei huidskleuren, rassen en godsdiensten en zij zullen de nieuwe gemeenschap vormen. Wat hen allen verenigt is een onbegrensde en bescheiden liefde en zorg om elkaar, gedragen door de eindeloos goede God.
Dit evangelie raakt voor mij aan een probleem dat op vandaag een belangrijk rol speelt. Zoals in de tijd van Jezus menen ook mensen vandaag al te gemakkelijk dat ze goed bezig zijn. Alles wat fout gaat is de schuld van anderen: het milieu, de migratie, de kilte van de samenleving, enz. Er leeft een soort van collectief narcisme waardoor men zichzelf niet meer kan of wil in vraag stellen. Wat Jezus deed was voor mij ver rijkend, Hij stelde elke evidente zelfingenomenheid in vraag en confronteert ons met die vervelende vraag: wat mijn kleine, bescheiden bijdrage is opdat er wat meer gerechtigheid zou komen. Dat was de nauwe poort waar men zich toen en ook vandaag doorheen moet wringen.