Ignace d'Hert
Zondag 8 september
Weer staan we voor een woord van Jezus waar we koude rillingen van krijgen. “Je kruis opnemen”. Alles achterlaten: vader, moeder, vrouw en kinderen. Ik krijg het benauwd wanneer ik denk aan de vele manieren waarop zo’n woord op het leven van mensen heeft ingewerkt. Er is lijden mee toegedekt, ontbering goedgepraat, miserie als goddelijke uitverkiezing voorgesteld.
Ik kan nauwelijks geloven dat Jezus zelf deze woorden heeft uitgesproken. Ik vermoed dat we hiervoor de verantwoordelijkheid bij de evangelist Lucas moeten zoeken. Hij is het die Jezus deze woorden in de mond legt. Hij schrijft zijn evangelie namelijk omstreeks het jaar 80-85 van onze tijdrekening. Dat is ruim 50 jaar na de dood van Jezus. Wat mensen in die tussentijd hebben meegemaakt : het is niet niks geweest. De bezetting door de Romeinen is alleen maar harder geworden, er zijn voortdurende provocaties en pesterijen, keizer Nero laat in het jaar 66 de tempelkas leegroven wat uiteraard tot verzet leidt en uitmondt in de joodse oorlog die in datzelfde jaar begint en die honderdduizenden slachtoffers maakt, uitmondend in de vernietiging van de tempel te Jeruzalem in 70 en een stad die leeggeplunderd achter gelaten wordt. Mensen hebben hun kruis waarachtig al gehad. Nu is het genoeg geweest. Er wordt uitgekeken naar een nieuwe tijd na alle doorstane ellende. Maar juist daarmee doet zich in de jaren dat Lucas zijn evangelie schrijft een probleem voor dat steeds nijpender wordt.
Die nieuwe tijd komt er maar niet. Er werd hiervoor gerekend op de terugkeer van de verrezen Christus. Gezeten op de wolken des hemels zou hij het eindoordeel uitspreken: een scheiding tussen uitverkorenen en verworpenen. Een soort laatste oordeel. Waarna een duizendjarig rijk van vrede en welvaart zou aanbreken. Maar dat gebeurt niet. De Romeinse terreur gaat gewoon door. En dat veroorzaakt een gevoel van ontreddering en ontgoocheling.
Het is de eerste grote crisis die zich in de christengemeenschap laat gevoelen. Geen nieuwe hemel, geen nieuwe aarde. Alles blijft hetzelfde. En toch kunnen mensen de hoop niet opgeven. Er zijn namelijk zoveel herinneringen waar zij moed uit putten. De uittocht uit Egypte, de terugkeer uit de Babylonische ballingschap. En vooral de opstanding van Jezus. Hem kan niemand in het graf opsluiten. Dat vooral doet hen vertrouwen.
En ondertussen zoeken ze antwoorden om de onmiskenbare impasse waar ze in zitten te overleven. Eén daarvan is het bekende relativeren van de tijd: “voor God is duizend jaar als één dag en één dag als duizend jaar”. Met andere woorden: wij kunnen met onze maatstaven niet meten op welke wijze God werkzaam is. Een antwoord dat niet erg overtuigend is. Heel anders luidt het antwoord dat Lucas geeft: het is een antwoord dat zijn hele evangelie kleurt. De wederkomst van Christus is geen uiterlijk gebeuren. Het is geen zichtbaar waarneembaar event. Het is geen gebeuren op een bepaalde plaats en op een aanwijsbaar moment. De wederkomst van Christus is reeds gebeurd. Hij is teruggekeerd in het leven van de geloofsgemeenschap. Het is zijn Geest die gelovigen in staat stelt zijn presentie waar te maken in deze wereld. De gemeenschap van gelovigen is de tastbare vorm van zijn terugkeer. Door haar inzet voor gerechtigheid en barmhartigheid is zij hier en nu de werkelijkheid van Jezus’ terugkomst.
Daarom zijn christenen mensen die voortdurend zoekende zijn hoe ze deze uitdaging kunnen waar maken. Gerechtigheid en barmhartigheid gestalte geven. Dat moet telkens weer bedacht worden op de plaats en in de tijd waarin zij leven. Het is dan ook niet te verwonderen dat het thema van de weg, het op weg zijn, zo’n centrale plaats inneemt in het evangelie van Lucas. Christenen worden mensen van de weg genoemd. Het onderweg zijn wordt de grote metafoor voor een gelovige houding. Dat blijkt uit de beide verhalen van de torenbouwer en de koning die ten oorlog wil trekken. In deze verhalen wordt de slogan “je kruis opnemen” verankerd in een concrete context. Je kruis opnemen heeft niets te maken met een mystieke ophemeling van lijden of miserie. Juist integendeel. Beide verhalen zeggen veeleer: Ga niet onbesuisd te werk. Ieder moet zijn eigen mogelijkheden en beperkingen zien en zich daarop afstemmen. Leg jezelf geen dwaze verplichtingen op. Wees realistisch. Hier past de bescheiden eenvoud van wie we zijn en wat onze mogelijkheden zijn.
De taal die Lucas Jezus in de mond legt ademt ontegensprekelijk radicaliteit. Maar het is dezelfde Lucas die Jezus de parabel laat vertellen van de barmhartige Samaritaan en van de verloren zoon. Het gaat om de radicaliteit van de barmhartigheid. Niet van het fanatisme of het fundamentalisme. Het is veelzeggend dat graftomben uit de tweede eeuw van onze tijdrekening het opschrift dragen “Ecclesia mater”. De kerk, onze moeder. Het mag gelden als de concrete voortzetting van het kerkbeeld dat Lucas voorhoudt. Een kerk die moeder is, maakt ruimte voor wie het moeilijk heeft, wie warmte en beschutting zoekt. Barmhartigheid is inderdaad een sleutelwoord dat het hele evangelie van Lucas typeert. Kerk als plek voor mensen voor wie wij de naaste willen zijn. Telkens weer een nieuw begin. Een nieuwe hemel, een nieuwe aarde.