Jef Schoenaerts
Zondag 3 november
Het verhaal van Zacheüs is overbekend. Omdat het zo plastisch verteld wordt, kennen de meesten het al van kindsbeen af. Vaak wordt het op dezelfde manier geïnterpreteerd als de vele evangelieverhalen over zieken die door Jezus worden genezen. Maar misschien is dat toch wel wat kort door de bocht. Om het eigene van het Zacheüsverhaal te begrijpen, wil ik daarom even terugkeren naar het verhaal nét daarvoor in het evangelie. Het gaat over een blinde man die begint te roepen als Jezus in de buurt is. De omstaanders proberen hem te doen zwijgen maar hij roept alleen maar luider. Wat wil die blinde? Hij zoekt hulp voor een heel concrete nood: hij wil létterlijk weer zién. Mensen roepen Jezus vanuit hun fysiek of mentaal lijden, vanuit de dood rondom hen: ze zijn talloos in het evangelie. Denken we maar aan Jaïrus die weent om zijn overleden 12-jarig dochtertje, aan de schoonmoeder van Simon Petrus met hoge koorts, aan de man met de verschrompelde hand, aan de kromgebogen vrouw gekweld door een boze geest,…
Geen inspanning is hen teveel om door Jezus gezien te worden, aangeraakt te worden in de hoop op genezing: ze smeken, ze krijsen als het moet en desnoods gaan ze door een gat in het dak… Het ene zien roept het andere op: al deze mensen die gekwetst zijn naar lichaam of geest willen Jezus zien en de wederkerigheid ontstaat: Jezus op zijn beurt ziet hén zelfs als omstaanders dat proberen dat te verhinderen. En Jezus staat effectief stil bij het lijden van elk van hen, bij hun concrete nood.
Zo laat Jezus de blinde man tot bij zich brengen, hij vraagt wat hij kan doen en geeft hem het zicht terug. Zò is de god van Israel, Jahweh: een god die de armen tegemoet komt, blinden het zicht teruggeeft, gevangenen bevrijdt. Deze boodschap die hij via de profeet Jesaja aankondigt, raakt in Jezus tenvolle vervuld: Hij doet blinden zien en lammen lopen. Hoe je dat concreet ook moet of kan verstaan, onze god hòòrt de gekwetste mens en komt hem tegemoet. Het willen zién van Zacheüs heeft een heel andere insteek: het is geen concrete nood die hem drijft want hij is rijk en voor zover we weten is hij ook gezond. Bij hem is er een drijfveer die eerder onbestemd is (!) die minder onder woorden kan worden gebracht, … maar toch intens en dwingend is.
Het gaat over een verlangen naar vervulling, onder welke vorm dan ook.
Net omdat het zo’ n woordeloos verlangen is, kan het meerdere kanten uit en kunnen we slechts de richting ervan vermoeden: + Misschien wil Zacheüs graag erkend worden in wie hij is, ook in wie hij mààr is? + Of voelt Zacheüs aan hoe die rondtrekkende profeet mensen vrij en heel kan maken? + Verlangt Zacheüs ondanks zijn rijkdom naar een ander soort vervulling van zijn leven? + Of zegt zijn innerlijk kind hem dat Jezus hem tot puur, tot gelukkiger leven kan brengen? Waar dat verlangen van Zacheüs zich ook op richt, er is in hem een openheid, een soort humus waarin plaats en kiemkracht is voor een onvoorziene, onverhoopte vorm van opwekking. Dààrom verlangt hij Jezus te zien.
Meer nog: hij verlangt dat Jezus hém ziet. Want intuitief weet hij dat hij in staat is - met vallen en opstaan - een ander mens te worden: iemand die leert bidden, die zichzelf toevertrouwt aan een kracht die groter is dan hemzelf, die weet heeft van zijn eigen afgrond, die vraagt om een hand die richting geeft, die hoopt herboren te worden, die beseft dat je de eeuwige vraag naar vervulling moet wakker houden, … Wat zich binnenshuis concreet afspeelde tussen Jezus en Zacheüs weten we niet.
We kunnen wel sterk vermoeden dat Zacheüs bij Jezus woorden heeft gevonden die hem effectief tot een ander mens maken. Méér nog, Zacheüs heeft zichzélf gevonden, heeft zijn bestemming gevonden. Want zijn naam betekent “ de rechtvaardige, de onschuldige”. Waar vroeger die naam spot en schamperheid opleverde, wordt het nu een eretitel.
Met die naam kan hij voortaan rechtop door het leven. En heel sterk: Zacheüs blijft met zijn twee voeten staan in het leven zoals hij het tot nu toe heeft geleid. Hij volgt Jezus niet naar Jeruzalem (zoals eerder de tollenaar Levi) maar blijft in Jericho. Wellicht blijft hij zelfs tollenaar maar met de ingesteldheid om voortaan niet meer af te persen en vroeger onrecht te herstellen.
Hoe diep moet je niet gegrepen zijn en in je eigenheid erkend, als je je concrete bestaan zo ondersteboven haalt. De evolutie die Zacheüs in het verhaal doormaakt, riep bij mij spontaan het gedicht “Kom in mij” naar boven.
Het is een gedicht dat Huub Oosterhuis schreef als een gebed, als de verwoording van het verlangen dat sluimert in ieder mens, ook in ons dus: het verlangen om gezien en erkend te worden, om de eigen onmacht te overstijgen, om te leven in de schaduw van de Onnoembare. Als ik de tekst leg op het evangelieverhaal en omgekeerd, krijgt het verlangen van Zacheüs woorden, krijgt ook mijn verlangen woorden, wordt zijn ervaring herkenbaar voor mijzelf. Op het blad dat u bij het binnenkomen heeft gekregen, vind je het gedicht aan de ene kant en flarden uit het evangelie van vandaag aan de andere kant. Waar woorden op gelijke hoogte staan, verlenen ze elkaar betekenis, doen ze misschien een belletje rinkelen, laten ze misschien iets zien van het innerlijk proces dat zich bij Zacheüs afspeelt.
Het zou een gebed kunnen zijn dat Zacheüs in de mond heeft genomen. Het zou een gebed kunnen zijn dat wijzelf in de mond nemen….