Dries Ghesquiere
Zondag 12 Januari
Met het feest van de doop van de Heer sluiten wij de kersttijd af en begint er een nieuwe periode in het leven van Jezus. Zijn doop markeert de aanvang van zijn openbare leven. Jezus gaat naar Johannes om zich te laten dopen. Wat Johannes bedoelt met doopsel is een doopsel van bekering. Van heinde en ver komen vele mensen naar hem toe. Ze belijden hun zonden en vragen naar vergeving. Johannes kijkt dan ook heel verbaasd als hij Jezus gewoon als zondaar ziet staan tussen de zondaars. Allemaal mensen die om bekering vragen en Jezus staat daar tussen. Niets wijst erop dat Jezus zich moest bekeren. Voor Jezus hoefde de doop niet.
Voor hem geen doopsel van bekering, geen boeteritus. Dat Jezus zich toch laat dopen, wekt verbazing. Hoe moeten we dit verstaan? Sommigen zien in het verhaal over de doop van Jezus een roepingsverhaal. Op dat moment zou Jezus zich ten volle bewust zijn geworden van zijn roeping, van zijn zending. Het is hier en nu dat Jezus’ openbaar leven begint, hier laat Hij in Zijn hart kijken en komt Hij uit de spreekwoordelijke kast als iemand die zal proberen te leven naar Gods wil. God blijft niet achterwege . Hij laat Jezus voelen dat Hij door Hem bemind wordt. Niet alleen Jezus voelt het, het is iets wat alle omstanders aanvoelden: hier gebeurt iets bijzonders. Jezus voelt dit moment aan als een sterke ervaring van Gods aanwezig-zijn, een visioen van onzegbaar geluk. Dit gebeuren laat zien wie Jezus werkelijk is: de geliefde Zoon in wie God vreugde vindt. Een bevestiging van zijn identiteit. Voor Jezus is zijn doopsel in de Jordaan een belangrijk scharniermoment en een overweldigende ervaring. Hij beseft dat hij door de Vader is bemind en gestuwd wordt door de Geest. Dit moet niet zozeer aan Jezus zelf duidelijk gemaakt worden maar aan de omstanders ter plaatse en, over hun schouders heen, aan ons. Waarom moet dit nu juist in een doop gebeuren? Jezus staat tussen de zondaars niet voor zijn eigen zonden maar om mee te gaan met al die anderen die wel zondaars zijn. Spontaan denken wij dat de donkere kant van ons leven ons van God verwijdert. En dat is ook zo. Zonde en kwaad horen niet thuis bij God. God lijdt eronder als wij ons van Hem afkeren. En dat doen we allemaal wanneer we onze eigenzinnige weg van egoïsme,hoogmoed en ontrouw gaan. Jezus zelf is streng en onverbiddelijk voor kwaad en zonde. Waar blijft dan de blijde boodschap die Jezus verkondigt? Het goede nieuws van het evangelie ligt precies hierin dat God niet pas naar ons toekomt als kwaad en zonde uit ons leven weg zijn. Dan kan Hij nog heel lang wachten. Wel komt Hij naar ons toe wanneer we beseffen dat we zwakke mensen zijn die nood hebben aan vergeving. Jezus is hard voor wie menen geen bekering of vergeving nodig te hebben. Slechts wie beseft zondig te zijn en nood heeft aan bekering kan op weg gaan naar vergeving. Op die weg komt Jezus ons tegemoet. Hij gaat ons zelf voor. Zelf heeft Hij geen zonde gekend maar Hij gaat wel mee op de weg van de zondaar. Daarom rust op Hem Gods welbehagen, vindt God vreugde in de Zoon die deze weg gaat. Bij gelegenheid van dit feest willen wij toch even stilstaan bij ons eigen doopsel. Net zoals bij Jezus is de doop geen boeteritus, geen koerscorrectie, wel een bad van wedergeboorte, van nieuw leven, een stralend nieuw begin van een leven in dialoog met de God van Jezus Christus. Ook tot ons wordt gezegd: gij zijt mijn geliefde zoon, mijn geliefde dochter, in u vind ik vreugde. Dit te weten geeft ons levenskracht.