Ignace d'Hert
Er moet van Jezus en zijn boodschap een aanstekelijke kracht zijn uitgegaan, iets wat mensen heel diep beroerde en vervulde met nieuwe hoop en moed. Dat is de grondtoon die op dit feest doorklinkt. Pinksteren was in oorsprong een oogstfeest. De eerste vruchten van de grond werden geofferd aan de gever van alle leven. Die eerste vruchten van Jezus’ leven vinden we vandaag bij de leerlingen van Jezus. Zij staan op om het leven van Jezus op hun manier verder te zetten. Welk een contrast met de sfeer die we proefden in de eerste reacties na Jezus’ dood. De Emmaüsgangers gaan terug naar huis, bedrukt en ontgoocheld. “Wij hadden zo gehoopt” zeggen ze.
En Petrus keert terug naar zijn vissersactiviteit, hierin gevolgd door zijn companen: “dan gaan we mee”. Bedrukking en verstomming alom. Wat was er dan toch nodig om die ommekeer te bewerkstelligen? Was het misschien de vraag die Jezus hen had gesteld en die was blijven nazinderen: wie zeggen jullie dat ik ben ? Jezus verwacht hierop geen academisch antwoord. Wel één dat overgave betekent. Op dat punt maken we vandaag een “scheiding der geesten” mee. Een scharniermoment eigen aan de tijd waarin wij leven. Wij beleven het einde van de kerk als cultureel-maatschappelijke grootheid. Het christendom als “kerkelijk instituut” heeft vanaf keizer Constantijn tot aan de Franse revolutie de toon gezet. Van toen af aan heeft zich een proces van verdergaande secularisering doorgezet. In onze contreien kan het christendom enkel overleven als vrije, bewuste keuze. Vandaag, op dit pinksterfeest, roepen we enkele elementen in herinnering van de betekenis die Jezus hierbij speelt.
Ten eerste. Jezus is niet als cavalier seul, als enkeling opgetreden. Hij heeft van in den beginne mensen rond zich verzameld als medestanders en medewerkers. Hij stuurt ze op pad. Niet als gezanten van een politieke of kerkelijke droom. Niet als bouwers van een instituut. Maar als levende getuigen van een nieuwe levensstijl. De uitgestoten medemens zal daarbij centraal staan. De medemens die slachtoffer geworden is. Die boodschap blijft actueel. Het gaat om een levensstijl die zich voltrekt in het alledaagse. Zieken de handen opleggen: zorgzame handen die een band van compassie weven, van medeleven. Verder: onreine geesten uitdrijven: mensen helpen hun eigen weg te vinden in het leven, mensen bevrijden uit welke vorm van bezetenheid ook. Dat hebben de leerlingen meegemaakt in Jezus’ optreden. Op die manier groeit een nieuwe familie. Een verbondenheid in de geest van Jezus. Niet toevallig wordt het Pinksterfeest voorgesteld door middel van vurige tongen boven de hoofden van de leerlingen. Dàt vuur gaat voor de banden van het bloed. Dat zien we in het voorval waarin Jezus’ moeder en bloedverwanten naar hem op zoek zijn om hem terug naar huis te doen keren: “Uw familie is daar en ze willen u terug naar huis meenemen”. Waarop Jezus antwoordt: “wie is mijn moeder en wie zijn mijn broers en zussen? Dat zijn jullie die naar mijn woorden luisteren en ze in praktijk brengen”.
Ten tweede. In die nieuwe familie is geen plaats voor meesters en knechten. Geen plaats voor autoritair gezag. “Noem niemand van jullie op aarde ‘vader’; je hebt maar één vader, de hemelse, en allen zijt gij broeders”. Allen. En wanneer de leerlingen onder elkaar twisten wie onder hen de voornaamste is, roept hij een kind en plaatst het in hun midden: “Als ge niet wordt als kinderen begrijpen jullie er niets van”. En bij het laatste avondmaal: “ik noem u geen dienaars, maar vrienden”. En hij, de meester, wast de voeten van zijn vrienden. Zo groeit die nieuwe familie. Zo heeft Paulus het begrepen. Die boodschap strekt zich uit naar allen, naar alle volkeren. Paulus zal metterdaad de grenzen van het jodendom openbreken. “Geen joden of Grieken, geen slaven of vrijen, geen mannen of vrouwen, maar allen één in Christus.” En hij gelooft dat verscheidenheid rijkdom kan zijn. Dat vele charisma’s dienstig zijn in de opbouw van het lichaam dat deze nieuwe familie vormt. Daarbij herinnert hij eraan dat er te midden van die vele talenten een weg is die verheven is boven alle persoonlijke ambitie. In 1 Korinthiërs 13 heet het : “als ik de liefde niet heb, ben ik niet meer dan een rinkelend bekken of een schelle cymbaal”.
Ten derde. De nieuwe familie wil een schoot van leven bieden. Deze wordt concreet voelbaar in de tafelgemeenschap. In het samen eten en drinken. Leerlingen van Jezus zijn disgenoten. Aan tafel delen ze het leven met elkaar. Wel en wee, vreugde en verdriet, lust en leed, brood en wijn. Hier krijgt de familie haar volle betekenis als warme en gulle verbondenheid. Hier is geen hiërarchie. Er is vooral geen noodlijdende in hun midden. Wat ze hebben verdelen ze naar ieders behoefte. Verder: hier wordt geen attest van onberispelijk gedrag gevraagd. Hier is bij uitstek plaats voor de jonge man die eigenzinnig zijn plannen doorzet en zijn deel van de erfenis vroeg, zonder zich te bekommeren om de gevoelens van zijn vader of zijn broer. Als hi terug komt is hij welkom, zonder dat er enige vooraarde wordt gesteld. Want hij komt. Hij heeft honger naar leven. Waarachtig leven. Zo is elke christengemeenschap geroepen een plaats van ontmoeting te worden waar ieder welkom is die op zoek is naar waarachtig leven.