Marcus toont ons vandaag geen schoon kiekje van een gelukkige familie. In zijn verhaal klinkt een ondertoon van pijn en diep onbegrip mee. De verstandhouding met de familie van Jezus is helemaal zoek. De familie van Jezus was ook geschrokken van Jezus’ woorden en daden. Zij waren van mening dat Jezus zijn verstand had verloren. Zij konden het eenvoudigweg nog niet begrijpen. De reactie van de familie van Jezus moet je wel scherp onderscheiden van die van de Schriftgeleerden uit Jeruzalem.
De familie leek oprecht te zijn, leek niet beter te weten, had nog geen idee van het Koninkrijk van God en Jezus’ bediening daarin, en zag plots een andere Jezus die ze kenden van zijn eerste 30 jaar op aarde. Het zal je kind maar wezen dat slachtoffer van zijn succes wordt. Dus laten zijn moeder, broers en zusters hem roepen. Ze laten hem weten dat ze hem willen zien. En Marcus beschrijft hoe ze het deksel op de neus krijgen. ‘Wie zijn mijn moeder en mijn broers?’ Zo’n reactie kan tellen, die vraag komt aan. Het klinkt niet fraai, eerder choquerend. Het is geen vraag waarop Jezus een antwoord verwacht. Hij geeft immers zelf het antwoord: 'wie de wil van God doet is mijn broer en mijn zuster en mijn moeder’. Jezus’ familie is ervan overtuigd Hij is zijn verstand verloren. De Schriftgeleerden : hij is zeker door de grote baas van de duivels bezeten. Niet min! Maar hoe is het vandaag bij ons mensen? Maar beste mensen, hoe gaat het met onszelf. Houden wij rekening met anderen? Wij verdragen niets meer van anderen. Zijn wij écht zo ingesteld. Jawel, er is sociale onvrede en wantrouwen. Kritiek en alles afbreken is dagelijkse kost, nepnieuws en de gekste complottheorieën hebben de plaats ingenomen van werkelijkheid en waarheid. In onze huidige wereld hebben wij het als christenen niet altijd gemakkelijk. Velen begrijpen ons niet en staan ronduit vijandig tegenover ons geloof. Spreken onze woorden vertrouwen uit in God? Bemoedigen ze mensen? Of blijven we hangen in ‘zagen en klagen’, dingen over andere mensen zeggen die we eigenlijk niet moeten zeggen, en trekken we onszelf met onze woorden omlaag? De oproep is om in onze woorden een nieuwe weg te gaan, een weg van vertrouwen, geloof, opbouw van onszelf en anderen. De goede relaties vinden hun fundament in een engagement voor levensovertuigingen die je met elkaar kan delen. Dat is in de lezing van vandaag duidelijk aan de orde. ‘Wie de wil van God doet is mijn broer en mijn zuster en mijn moeder’. De wil van God doen is de basis van een nieuw verwantschap. Wat houdt dat in, de wil van God doen? Wij zijn ahw bloedverwanten met God omwille van liefde die ruimte schept, omwille van gedeelde zorg en aandacht voor wie nood lijden. Terug naar familie
Familie van Jezus weigert aan te nemen dat Jezus dingen kan die zij niet kunnen. Hij kan zieken genezen, duivels uitdrijven, mensen boeien met zijn Blijde Boodschap, vissers oproepen om Hem te volgen en nog zoveel meer, maar dat weigeren zijn familieleden te erkennen. Zij eisen : Jij zou beter je leven inrichten zoals wij dat doen. Voor hen: niks Blijde Boodschap en niks aandacht voor anderen, maar zijn plaats kennen, en zoals iedereen werken voor zijn boterham, dát moet Hij doen. Misschien speelt ook afgunst mee, zijn ze gewoon jaloers op zijn succes. Maar in wezen lijden de Schriftgeleerden aan hetzelfde gebrek als de familie van Jezus: ze willen geen aandacht hebben voor anderen, zeker niet voor kleine mensen, voor zieke mensen, voor mensen vol onrust en onzekerheid. En daarbij een vraag aan ons: zijn wij ook zo. Hebben wij wél aandacht voor onze medemensen? Aandacht voor onze partner, ons gezin, onze buren, onze collega’s, de mensen die we tegenkomen op straat of in de winkel, voor zieke mensen, voor arme mensen? Of zijn ook wij zozeer met onszelf bezig dat we geen belangstelling, laat staan aandacht, hebben voor anderen,? Luister naar de eerste lezing /: Bevraag jezelf.
Durven wij onze fouten toegeven? Of is het ook bij ons altijd iemand anders geweest? Lieve mensen, Afgunst, leugens, dwaze fantasie, ontkennen van fouten, en nog zoveel meer: het lijkt allemaal zo vanzelfsprekend, zelfs zo onvermijdelijk. Altijd zal er strijd zijn tussen goed en kwaad. Het goede laat zich nooit overwinnen door het kwade, maar het kwade verdwijnt alleen als alle mensen broers en zussen van Jezus willen zijn, als ze dus allen de wil van God willen volbrengen, zoals Jezus op het einde van het evangelie zegt. En die wil is niets anders dan meebouwen aan Gods Koninkrijk van liefde, vrede en gerechtigheid. Laten we dat doen, laten wij ons dus inspannen om broers en zussen van Jezus te worden. Amen.