Iedere zondag opnieuw horen wij in de liturgie een prachtige evangelielezing. Het zijn verhalen die Jezus zelf vertelt of die over Jezus verteld worden. Ze zijn in elk geval afkomstig uit een andere tijd en uit een andere cultuur dan de onze. Het merkwaardige van die verhalen is, dat ze voor ons, moderne westerlingen, eigenlijk niet moeilijk te verstaan zijn, meer zelfs, dat ze een boodschap bevatten die kennelijk brandend actueel blijft.
Ze geven een antwoord op vragen waar niet alleen de mensen van vroeger, maar ook wij nog mee worstelen, zowel maatschappelijk als persoonlijk. En je hoeft zeker geen geleerde theoloog te zijn om dat antwoord te begrijpen. Je moet soms wel de manier van vertellen en de bedoeling van de verteller leren verstaan. Een evangelielezing is niet zozeer een exact verslag van een voorbije gebeurtenis, maar wel een beschrijving van hoe onze wereld er in de toekomst zou moeten uitzien. Dus niet de feitelijke toedracht van wat gebeurd is, maar een opdracht van wat er nog dient te gebeuren, dát lezen we in de heilige Schrift.
Dat is zeker het geval bij het verhaal van daarnet. Al in de jonge kerk was het een belangrijke vertelling. Dat de wonderbaarlijke voeding van duizenden mensen door Jezus de eerste christenen zo sterk intrigeerde, kan je al opmaken uit het feit dat die geschiedenis tot zes keer in de evangelies voorkomt. Telkens met wat andere details maar steeds dezelfde kern bevattend, waar de meesten van ons mee vertrouwd zijn. Die kern is dat Jezus erin slaagt een grote massa mensen, tot verzadigens toe, te laten eten met het weinige voedsel dat er is. Het ging er de eerste christenen niet om de feiten van weleer netjes op een rij te zetten. Het verhaal zegt immers niet hoé het wonder precies gebeurt, alleen dat Jezus het weinige brood dat er is, aanneemt, een dankgebed uitspreekt en het brood begint te verdelen. Waar ging het er de eerste christenen dan wel om met dit verhaal? Dat ze de wonderbare brooddeling als een krachtig beeld, als het ware als een icoon beschouwden van wie zij wilden zijn, van hoe zij hun geluk invulden.
Vandaag hebben we de versie van Johannes gehoord. Bij die evangelist is het broodwonder een variatie op het thema van het leven-in-overvloed dat ons wordt beloofd, zeg maar het thema van ons diepste geluk. In het Johannesevangelie staan wijn, water en brood symbool voor het volle leven dat ons wordt gegeven door Jezus Messias. Jezus laat de wijn rijkelijk vloeien op de bruiloft van Kana, hij belooft aan de Samaritaanse het water dat opwelt tot eeuwig leven, en hier verschaft hij brood voor duizenden mensen. Hijzelf is die wijn, hijzelf is dat water, hijzelf is dat brood, zegt Johannes. Hijzelf is ons geluk. Versta dan: hij is degene die ons het mysterie van het echte geluk voorleeft, wanneer hij zich geeft aan de ander, wanneer hij weent met wie wenen en lacht met wie lachen. Willen wij gelukkige christenen zijn, dan doen we er goed aan binnen te dringen in het mysterie van Jezus’ leven. En laten we dan ook maar beginnen met het dankgebed uit te spreken voor wat we hebben, en have en goed te delen met mensen die het nodig hebben, laten we brood en leven delen, zoals Jezus zijn leven en zijn persoon heeft gedeeld. Als dat gebeurt, komt het koninkrijk van God onder ons. Dat is de belofte die in de evangelielezing van vandaag zo rijkelijk verbeeld wordt: op de berg wordt een maaltijd aangericht waar iedereen mag aanzitten en mag mee-eten tot hij of zij verzadigd is, en waar er nog voldoende is voor al wie zeker nog zullen komen. Wat een visioen, het eten kan niet op, het geluk kan niet op. Voor iedereen. Rijk Gods op zijn best.
Maar zover is het helaas nog niet. Integendeel, het aantal slachtoffers van de huidige wereldorde neemt steeds meer toe. Of, zoals het in een lied wordt gezongen: “Nog wordt het gouden kalf vereerd van nooit genoeg en altijd meer. Maar schrijnend is het tegendeel: de rekening voor ons teveel”. Ik ben geen specialist in economie, maar het wordt voor ons allen wel stilaan duidelijk dat wij in een merkwaardig systeem leven. Naarmate de welvaart stijgt, stijgen de behoeften. En stijgt ook het aantal mensen die aan die welvaart geen deel kunnen hebben. Hoe vlugger onze behoeften bevredigd worden, hoe vlugger er nieuwe behoeften worden geschapen. Het is nooit genoeg. Maar tegen welke prijs en wie betaalt die prijs? Omdat steeds nieuwe behoeften ook steeds meer grondstoffen opeisen, moet de natuur eraan geloven; het klimaat lijdt eronder met alle rampzalige gevolgen vandien; omdat alleen de sterksten en meest aangepasten het halen, worden de economisch zwakke medemensen gedumpt, en omdat wijzelf de speelbal zijn van de reclame en van de modes, worden wij met onze illusie van vrije consument volledig gemanipuleerd, zonder dat we het zelf goed doorhebben. Individualisme, concurrentie en afgunst en dumpingprijzen spelen hierbij een belangrijke rol. Individuen of groepen worden tegen elkaar opgezet want dat rendeert. Hoe ver zijn we hier niet verwijderd van de brooddeling uit het evangelie?
Maar ik wil niet eindigen met een klaagzang. Wel met een echt gebeurd verhaaltje. Enkele jaren geleden wandelde ik aan de Watersportbaan in Gent. Op bepaalde plaatsen van de oevers heeft de stad Gent stenen barbecues geplaatst waar de mensen, die daar thuis geen plaats voor hebben, gratis kunnen komen barbecueën. Ik werd plots toegeroepen door een familie die ik van haar noch pluimen kende: hé meneer, heb je zin om een stukje met ons mee te eten? Heel ontroerd heb ik dat uiteraard direct aanvaard. Ik verstond daar perfect het evangelieverhaal van vandaag. Het eten heeft me dubbel gesmaakt. Amen.