Het valt mij op dat gekibbel of getwist binnen een relatie, binnen een gezin, in een kloostergemeenschap, of b.v. in een sportclub, meestal niet begint met zware meningsverschillen over grote filosofische thema’s. Die laatste komen er soms na de nodige hoeveelheid alcohol. Neen, dagelijkse geschillen gaan over kleinigheden, over praktische dingen waar we ons bij elkaar aan ergeren. Als we niet oppassen, worden die pietluttigheden een voortdurende bron van ergernis en maken ze voor iedereen het leven zuur.
Af en toe heeft men dan toch door hoe onbenullig de aanleiding van dat kibbelen is, en doet men oprechte pogingen om wat inschikkelijker te zijn. Maar men kan de verschillen ook op de spits drijven en luider gaan kibbelen. Uiteraard zonder oplossing. Is dat hier ook niet het geval met ons evangelieverhaal? Godsdienstspecialisten uit Jeruzalem komen bij Jezus en beginnen met hem een discussie over het feit dat zijn leerlingen eten zonder eerst hun handen gewassen te hebben. Je kan je afvragen: hoe is het mogelijk dat Jezus over een schijnbaar banaal onderwerp een hete discussie opzet. Waarom is hij daar zo opgewonden over? Bij nader toezien is het te begrijpen.
Eten met ongewassen of ‘onreine’ handen, betekent hier niet dat die handen vuil zouden zijn. Het betekent wel dat de voorgeschreven rituele wassing niet is gebeurd. Het is nogal wiedes dat je omwille van hygiënische redenen eet met propere, dus gewassen handen. Maar hier gaat het – zoals ik zei – om een door mensen ingesteld algemeen-godsdienstig ritueel. Je moet je ontdoen van wat het contact met God in de weg staat. Vooraleer je tot God nadert, moet je het onreine dat aanwezig is in het gewone dagelijkse leven, als het ware telkens ritueel afwassen. Denk hier aan de rituele wassing vóór het gebed bij de moslims, en aan het reinigingsritueel vóór broodmaaltijden bij de joden. De Farizeeën verwijten Jezus en zijn leerlingen dus dat ze zich in feite niet houden aan die oude reinigingstradities.
Voor Jezus is dat geen pietluttigheid. Het gaat om de fundamentele vraag: wat is ware godsdienst? Zijn antwoord daarop is duidelijk: God wil dat wij Hem liefhebben met geheel ons hart, met geheel ons verstand en met geheel onze kracht, en dat wij de naaste liefhebben als onszelf. Jezus verweet de Farizeeën dat ze die goddelijke opdracht verruild hadden voor een wettisch systeem van eigen makelij. Hij was razend, want hij wist dat eenvoudige mensen dat ingewikkeld systeem niet verstonden of beheersten, en dus veroordeeld waren om zogezegd geen contact met God te kunnen hebben. Hij zag dat de voorschriften gebruikt werden om mensen religieus uit te sluiten. Hij zag dus dat zijn godsdienst daardoor een sociale en religieuze ongelijkheid in het leven riep én in stand hield. Neen, zegt Jezus, gehoorzaamheid aan Gods liefdesgebod is belangrijker dan de gedragsregels die mensen anderen voorhouden.
Maar ook over wat rein en onrein is, had Jezus een duidelijke opvatting. Hij laat die boodschap horen door het hart centraal te stellen. De Farizeeën, zegt Jezus, zijn huichelaars omdat hun godsdienstbeoefening met al de nauwgezette uiterlijke reinheidsvoorschriften buiten hun hart omgaat. Je kunt het best zo samenvatten: Het helpt niet om je handen te wassen, het helpt niet om ‘reine’ spijzen te eten als je hart niet rein is. Heiligheid op basis van louter uiterlijkheden is schijn-heilig. Het uiterlijke dient helemaal ondergeschikt te zijn aan het innerlijke. Aan een zuiver hart. En we zijn allemaal, zo lijkt Jezus ons te waarschuwen, veel minder zuiver, veel minder rein dan we zelf denken. Hij somt zelfs een hele waslijst op van maar liefst 12 uitingen van kwaad, dat uit ons hart voortkomt: slechte gedachten, misdaden, foute ingesteldheid, ondeugden. Wij mensen houden niet van een dergelijk gemoraliseer, maar toch. Als elkeen die waslijst overloopt, zal hij of zij wel enkele vormen van kwaad vinden die op hem of haar van toepassing zijn.
Het is nog maar de vraag of we met het evangelie van deze zondag nog iets kunnen doen als christenen van de eenentwintigste eeuw. Jezus’ discussie met de Farizeeën over rein en onrein is ons probleem niet meer, denken we spontaan. Toch steekt achter die discussie ook een actueel probleem. We zien zowel in de maatschappij als in de Kerk steeds meer de vraag opkomen naar meer duidelijkheid, naar klare uitspraken, naar ondubbelzinnige gedragsregels. Mensen willen weten waar het op staat: wat is de precieze inhoud van ons geloof en van onze moraal? Of, zoals in de eerste lezing: Welke voorschriften en bepalingen moeten we stipt ten uitvoer brengen om het echte leven te bezitten? Waar moeten we aan beantwoorden om een goed christen te zijn? Dat zijn terechte vragen. Het antwoord erop kan ons helpen om verstandig en ordelijk een richting te geven aan ons leven. Maar tegelijkertijd moeten we beseffen dat wie we zijn voor een ander, ons hart, belangrijker is dan het beamen van welomschreven geloofsinhouden en ethische richtlijnen. Onze motivatie, onze gezindheid en het doel waarmee we handelen, komen op de eerste plaats. We worden opgevorderd een evenwicht te zoeken tussen die innerlijke zuivere gezindheid en een uiterlijk verantwoordelijk gedrag. We hebben voor die oefening een heel leven lang de tijd. En… om terug te keren naar de pietluttigheden van in het begin: hoe meer we erin slagen ons gedrag met ons hart te verbinden, hoe breder onze glimlach wordt. Amen.