Het komt misschien als een opdoffer bij de leerlingen binnen, dat kinderen als voorbeeld gesteld worden. Enkel op die wijze kun je het rijk Gods binnen gaan. De leerlingen hebben het zich wel anders voorgesteld, dat rijk Gods. Veel groter en prestigieuzer. Wat Jezus zegt, zet de wereld op zijn kop. Wie de grootste is moet dienaar van allen zijn. Het is dan ook niet vreemd dat de paus die titel meekrijgt. Hij wordt servus servorum genoemd. Dienaar van de dienaren. Dienaar in het kwadraat. Eén blik op de geschiedenis van de kerk volstaat om te beseffen dat niet iedere paus zich hier erg druk over gemaakt heeft.
Dienaar en minste van allen. Ik weet niet of zich veel kandidaten zullen melden bij de Vaticaanse instanties. Vrijwilligers die de voornaamste plaatsen willen innemen zijn er genoeg. Mensen die kans zien om via kerkelijke weg carrière te maken. Dat men daar bovenop meteen aanzien en status verwerft is lekker meegenomen. Of dat allemaal in dienst is van het rijk Gods, is een andere vraag. Niet zelden heeft de kerk haar machtspositie als een godsgeschenk beschouwd, maar of dat te rijmen valt met de houding van Jezus is toch een andere zaak.
Gelukkig zijn er ook velen die Jezus’ woorden oprecht ter harte hebben genomen. Mensen die hun ziel uit hun lijf hebben gewerkt voor het welzijn van medemensen; die er niet vies van zijn het vuile werk op te knappen. Waar halen ze die bezieling vandaan? Wellicht uit het besef dat ze zich zelf gedragen weten door een grote hand van barmhartigheid waarvan zij de dienaars willen zijn en waarin ze hun geluk vinden. Ze voelen zich niet vreemd bij de mensen die Jezus aantrekt. Daar is namelijk van alles bij: profiteurs, gelukzoekers, vluchtelingen, bedelaars, bezetenen, sukkelaars. Een bedenkelijk zootje aan wie zij de hand reiken; met wie ze samen een eindweegs op weg gaan. Ze hebben die uiterlijke schijn van de kerk niet nodig om zich belangrijk te voelen. Ze dragen geen purper of rood als teken van eerbiedwaardigheid. Het is hen genoeg zichzelf broeder of zuster te weten van medemensen. Daarin vinden zij hun geluk. Het is hun rijk Gods.
Er is een tweede uitspraak die enige commentaar vraagt. Deze gaat over Jezus’ woorden over zijn dood en opstanding. Of Jezus die woorden zelf heeft uitgesproken weten we niet. Het zijn woorden van de evangelist Marcus die ze hem in de mond legt. Hij drukt hiermee een ervaring uit van wat zich na Jezus’ dood bij de leerlingen heeft afgespeeld. Om te beginnen: de vraag wie de voornaamste is wordt niet meer gehoord. Vervolgens: er is geen noodlijdende in hun midden, lezen we. Verder: ze delen hun goederen volgens ieders behoefte. Kortom: er is een nieuw soort verbondenheid waardoor mensen zich gedragen voelen. Geloven krijgt op die manier een heel concrete, praktische invulling. Geloven in opstanding is geen hocus pocus, geen chemische formule die de wereld verandert.
Op die manier beleven mensen hun geloof in opstanding. Dat gebeurt nu reeds in ons dagelijks leven. Je kunt geloven niet herleiden tot een liturgische praktijk en nog minder tot het onderschrijven van een aantal geloofswaarheden. Tot het vasthouden aan een leer, een doctrine, zoals sommigen doen. Ze houden eraan vast dat we de doctrine ontvangen hebben van de goddelijke openbaring. Zij beweren dat we daardoor weten dat de vrouw onmogelijk priester kan worden, dat een huwelijk tussen partners van hetzelfde geslacht onmogelijk is.
Het is ondertussen duidelijk geworden dat de leer van de kerk niet zomaar als absolute waarheid kan beschouwd worden. Waarheid is geen wiskundige formule. Waarheid wordt ontdekt, stap voor stap, in grote omzichtigheid en in voorlopigheid, als de inzichten waar we ons voorlopig aan toevertrouwen. Zo is het toch ook met ons begrijpen van de Bijbel. Er worden voortdurend nieuwe inzichten geboren vanuit onderzoek en studie. Er is geen onfeilbare waarheid in deze.
Geloven is van de orde van het vertrouwen. Het vertrouwen dat we gedragen worden door een barmhartige hand die ons in staat helpt ook zelf barmhartigheid uit te dragen. Laten we bidden dat we daartoe in staat zijn.