U heeft niet veel verbeeldingsvermogen nodig om u de scène in het Evangelie van vandaag te kunnen voorstellen. De leerlingen zitten in een halve cirkel om Jezus heen. Jezus vertelt hen over de gewelddadige dood en de verrijzenis van de Mensenzoon. We kunnen ons indenken dat de leerlingen knikken om aan te geven dat ze het begrepen hebben, maar… ze knikken met nét iets teveel overtuiging, zodat duidelijk wordt dat ze er eigenlijk geen jota van begrepen hebben. Het doet me denken aan mezelf in de middelbare school tijdens de les fysica. Hoe meer non-verbale signalen ik gaf om de leraar te doen geloven dat ik het begrepen had, hoe duidelijker het voor hem werd dat ik er eigenlijk niks van begrepen had. Net zoals mijn leraar fysica zal Jezus eens diep gezucht hebben en zijn hersenen gepijnigd om een andere, minder directe manier te vinden om aan zijn leerlingen de kern van zijn boodschap mee te geven.
Die gelegenheid dient zich al snel aan op een gouden schoteltje. Onderweg naar huis redetwisten de leerlingen over wie van hen de grootste is; een discussie die meermaals voorkomt in het Evangelie. “Als iemand de eerste wil zijn, zal hij de laatste van allen moeten wezen en de dienaar van allen,” zo luidt de reactie van Jezus. Maar deze zin is niet louter een reactie op de ruzie onder de leerlingen. Nee, Jezus gebruikt hun ruzie om opnieuw aan hen uit te leggen wat ze in de ochtend niet begrepen hadden. Wie gaat ons voor in de verrijzenis, wie is de eerste der verrezenen? Jezus. En wie neemt daartoe de allerlaatste plaats in, wie is de dienaar van allen? Jezus.
Om niet onbegrijpend achter te blijven zoals de leerlingen – of zoals ik bij de les fysica -, hoop ik dat u mij het volgende eenvoudige beeld uit het wielrennen zal vergeven. Wie rijdt bij het wielrennen helemaal achterin? Niet de traagste. Niet de zwakste. Niet diegene die het minste – al dan niet toegelaten – supplementen heeft ingenomen. Helemaal achterin rijdt de bezemwagen. De bezemwagen rijdt net achter de allerlaatste coureurs, moedigt hen aan om niet op te geven, geeft hen een duwtje in de rug, of, als het echt niet meer gaat, laadt hun fiets op en neemt hen mee tot aan de eindbestemming. Jezus is niet enkel de Weg, die wij moeten beklimmen. Jezus is ook de bezemwagen op die Weg, de allerlaatste, de dienaar van allen, ons aanmoedigend om te volharden. Volharden, want zijn Weg is geen gemakkelijke weg. Zijn Weg is de Weg van het Kruis. En dat is trekken, duwen en sleuren. Het is een tocht voor échte flandriens, de bolletjestrui meer dan waardig.
In zijn tweede brief aan Timotheüs schrijft de apostel Paulus: cursum consummavi, fidem servavi. Wat ik hier vrij mag vertalen als: ik heb de koers gereden en ik heb het geloof bewaard. Op de Weg die Jezus is, en met Jezus als bezemwagen achter ons peloton, worden wij aangemoedigd de koers uit te rijden. Er zijn er altijd enkelen die ontsnappen – la tête de la course, onze heiligen -; er zijn altijd enkele zware valpartijen, en er zijn er altijd die wat achterblijven. Maar Gods Zoon, in zijn barmhartigheid, pikt hen op. Hij laadt de allerlaatsten op, en plaatst hen op het podium samen met de allereersten. Het zijn niet zozeer wij die het kruis van Jezus mee helpen dragen, maar het is Jezus die onze kruisen oplaadt en draagt.
Cursum consummavi, fidem servavi. Ik heb de koers gereden, en ik heb het geloof bewaard. Beste zusters en broeders, de laatsten zullen de eersten zijn, omdat in de hemel niet met een aards puntenklassement wordt gerekend. De laatsten zullen de eersten zijn, omdat zij zich op een bepaald moment volledig hebben overgegeven aan de barmhartigheid van Jezus’ bezemwagen. Zij hebben de wonden van hun valpartijen door Hem laten verzorgen, zij hebben zich door Hem laten oppikken. Laat ons dan bidden, dat wij onze koers mogen uitrijden, en hierbij als de goede knechten, de goede leerlingen, het geloof bewaren: over de dood heen, naar onze finale aankomst bovenop de Mont Ventoux of de Muur van Geraardsbergen. Dat is: de Verrijzenis zelf, waarin onze kopman Jezus ons is voorgegaan. Amen.