Op de voorlaatste zondag van het liturgisch jaar beluisteren we teksten over de zogenaamd ‘laatste dingen’. In het Eerste en Tweede Testament vinden we meerdere dergelijke apocalyptische teksten. Het Griekse woord apokálypsis betekent onthulling of openbaring. Op het eerste gehoor lijkt wàt onthuld wordt duister en onheilspellend.
Er gaat ook een zekere fascinatie uit van de apocalyptische beeldtaal. Onze verbeelding wordt gevoed door sculpturen, schilderijen en films (zoals ‘Apocalyps now’ van Francis Coppola), waarin een hele wereld ten onder gaat. Actueler non-fictie beeldmateriaal (gewelddadige conflicten, natuurrampen, …) overtreft deze verbeelding ruimschoots.
Maar nieuwsgierigheid of angst vormen niet de juiste houding bij het beluisteren van de Schrift. In de verzen die aansluiten op de evangelielezing van vandaag (Mc. 13,33) wordt opgeroepen tot waakzaamheid. Waakzaamheid veronderstelt de nuchterheid van de liefde. Waakzaamheid houdt ook in: je niet laten leiden door sensatiezucht. “Niemand weet wanneer die dag of dat moment zal aanbreken”. We hoeven er dan ook niet verder over te speculeren!
Het is meer in de geest van de Bijbel als geheel om de nadruk te leggen op de hoopvolle ondertoon van de teksten. We verlangen naar en hopen op een einde aan de tijd van onderdrukking en onrecht. We mogen dit lezen als troostend en bemoedigend, als aansporing om te leven als hoopvolle mensen.
Hoop is een verwachting die boven de rede uitgaat en het karakter heeft van het ‘en toch …'. “Hoop is niet hetzelfde als optimisme “(lezen we in een gedicht toegeschreven aan Vaclav Havel). “(…) Het is evenmin de overtuiging dat iets goed zal aflopen. Wel de zekerheid dat iets zinvol is, afgezien van de afloop, het resultaat.” Hoop maakt het mogelijk het uit te houden en te leven als verantwoordelijke mensen, trouw aan de aarde. Dietrich Bonhoeffer merkte op dat alleen wie deze wereld liefheeft mag geloven in een nieuwe wereld.
De evangelietekst van vandaag is een fragment uit de langste redevoering van Jezus uit het Marcusevangelie: een duiding bij het lijdensverhaal. Hierin horen we, misschien verrassend, niet over een mogelijk oordeel. Toch niet in de betekenis van ‘veroordeling’. De zon verduistert, de maan zal geen licht meer geven en sterren zullen uit de hemel vallen. Vanuit hedendaags standpunt is het zo gek niet hierbij te denken aan milieurampen en klimaatverandering. In Bijbelse tijden was de natuur echter eerder bedreigend dan bedreigd. De hemellichamen zijn dus vermoedelijk metaforen voor allerlei, kleine en grote, vormen van gewelddadige heerschappij: het regime van Antiochus IV in de tijd waarin we het boek Daniël kunnen situeren, de Romeinse bezetting in de tijd van Jezus en de Romeinse wereldheerschappij enkele decennia later in de tijd van Marcus, … De komst van het rijk Gods wordt voorafgegaan door de ineenstorting van politieke, economische en culturele bouwwerken van mensen. Maar hier geldt, zoals elders in de Schrift, dat zij bezwijken onder hun eigen geweld.
Het vraagt zeker wat verder vertaalwerk om de eschatologische taal van Jezus en de oerkerk te kunnen begrijpen (eschatologie betekent: de leer over de laatste dingen). Maar we kunnen ons wel iets voorstellen bij de gedachte dat gewelddadige systemen, vroeg of laat, zelfvernietigend zijn. Dit kan pijnlijk zijn, maar het is uiteindelijk ook bevrijdend.
Maar … het verschijnen van het rijk Gods is, in de prediking van Jezus, onderscheiden van het ineenstorten van gewelddadige verhoudingen en structuren. Het eigene aan de prediking van Jezus is dat het rijk van God nu al onvoorwaardelijk is aangebroken: “blinden zien en lammen lopen (…) en aan armen wordt de Blijde Boodschap verkondigd.” (Mat. 11,5) Ook al is het nu nog klein en broos, het laat zich niet tegenhouden. “Leer van de vijgenboom: zie hoe zijn takken zacht worden en beginnen uit te botten, ja hoe de zomer in aantocht is!” De boodschap van Jezus is geen onheilsboodschap maar ‘evangelie’: goed nieuws. In de wereld is iets goeds aan de gang. Ik kan hieraan meedoen en toch hangt het niet alleen van mij af.
Dat goede nieuws kunnen we niet triomfalistisch verstaan. Een geboorte gaat gepaard met barensweeën. Iedereen met open oren voor het, vaak geluidloze, hulpgeroep van mens en planeet ervaart dit aan den lijve. Als je het Marcusevangelie als geheel beluistert merk je dat de evangelist wil duidelijk maken dat de Messias wel degelijk die gekruisigde, schandalig geëxecuteerde mens is. Tom Naastepad merkte op dat de wolken waarop men de Mensenzoon zal zien komen niet staan voor de aureool van Gods heerlijkheid … “(…) Ze zijn de dampen die opstijgen uit de brandende puinhopen van de aarde.”
Vandaag worstelen we met dezelfde vragen: Waarom? Hoe lang nog? God weet komt het goed? En toch … er blijft het woord: “Heb elkaar lief” (Joh.15,16). In al zijn eenvoud en kwetsbaarheid heeft dit woord niets aan gezag ingeboet. Alle duisternissen van deze eeuw hebben het niet overmeesterd.