In zijn jubileumboek ‘Vriend voor het leven’ schrijft Huub Oosterhuis in verband met Kerstmis:
Je mag je dit verhaal toe-eigenen, om er je eigen geboortegeschiedenis in te horen: dat je geboren bent tot bevrijding van anderen, van Godswege geboren, naar hem toe, met een eeuwige bestemming, gekend, ontzagwekkend gemaakt. Dit geboorte- en bevrijdingsverhaal gaat over je waardigheid. Het is je meest eigen waardigheid, te wonen in een nieuwe wereld, deel te hebben aan een nieuwe mensheid.[1]
Je moet het Kerstverhaal niet lezen als een historisch relaas, maar als een verbeeldingsverhaal over jezelf, schrijft Oosterhuis. De geboorte van Jezus in Bethlehem gaat dus over mij en over jou. Ik moet opnieuw geboren worden, mijn eigenwaarde opnieuw ontdekken. En Oosterhuis noemt enkele aspecten die daarbij belangrijk zijn: geboren naar God toe met een eeuwige bestemming en geroepen om anderen te bevrijden. Het kerstverhaal roept in herinnering dat dit mijn diepste identiteit is. Maar net als Nikodemus vraag ik me af hoe dat moet gebeuren nu ik zo oud ben geworden. Altijd weer het oude achter je laten en opnieuw beginnen, hoe doe je dat? Intuïtief voel ik dat die oproep voor mij is bestemd, misschien ook voor jou. De laatste tijd ben ik vastgelopen, de corona-tijd en de toename van de jaren terwijl allerlei verwachtingen blijven verder lopen hebben hun tol geëist, het is soms vechten tegen de sleur terwijl je kijkt in een donkere ongekende toekomst. Hoe opnieuw beginnen, wie of wat geeft mij de kracht daartoe, want ik ben geen phoenix die uit zijn eigen as kan opstaan?
Het kerstverhaal neemt me bij de hand, het leidt me weg uit de drukte van de herberg, uit het rumoer van het dagelijkse leven, en leidt me binnen in de armoede van mijn persoon. De plek waar ik hulpeloos en verlangend uitzie naar een nieuw begin. Het verhaal blijft aan me knagen, het kind in de kribbe blijft me fascineren. Ik kijk en kijk, tot ik merk dat het kind reeds lang naar mij heeft gekeken met een stralend kracht die een nieuwe bezieling in mij wil wakker maken: het besef dat ik geboren ben naar God toe. Dat is mijn eerste en diepste herschepping, schreef Oosterhuis, de basis van alle vernieuwing. De kribbe als plek in mij waar God kan geboren worden en ik Hem weer helemaal toebehoor. Oosterhuis roept ons daarom op om opnieuw onze verbeelding te laten werken, om naar de kerststal te gaan en voor de kribbe te knielen, te knielen en te wachten tot er innerlijk iets verandert, dan wordt het weer echt Kerstmis. Je wordt dan zoals de oude Simeon die het kind in zijn armen nam en bad: “Nu laat Gij, Heer, uw dienaar in vrede gaan, want mijn ogen hebben het heil aanschouwd dat Gij bereid hebt voor alle volkeren.”
De Zwitserse psychiater Carl Gustav Jung wijst in zijn teksten op het belang van het archetype van het kind. Na een lange zoektocht in jezelf, na de confrontatie met je schaduw, met de sociale persoon die je doorheen de jaren bent geworden, na de confrontatie met je animus of anima verschijnt soms het motief van het pasgeboren kind. Wanneer dus in je dromen of je fantasie een kind een belangrijke rol speelt, of wanneer je via allerlei afbeeldingen zoals die van de kerststal gefascineerd raakt door het verschijnen van een pasgeborene is dat een belangrijk signaal, aldus Jung. Het is de aankondiging dat iets nieuw staat te gebeuren of dat je leven een nieuwe wending wil nemen. Het is belangrijk dat je dan niet krampachtig vasthoudt aan je Ik, maar jezelf durft overgeven, dat je je laat meenemen naar een land dat je niet kent. Het goddelijke kind is zo de symbolische voorstelling van een nieuwe weg die je spiritualiteit wil uitgaan. Je moet dan je oude gedachten en voorstellingen durven loslaten, je weten over God en het goede leven, en je toevertrouwen aan dat kleine zwakke handje dat je meeneemt. Welnu, elk jaar wordt ons de gelegenheid geboden om die weg te gaan, om je toe te vertrouwen aan de lokroep van God die altijd weer nieuwe wegen met ons wil gaan. Het is het Kerstfeest van de stilte, de kleine, onzichtbare geboorte.
Daarbij gaat het om een totaalgebeuren want deze nieuwe geboorte of transformatie maakt mij ook gereed om op een nieuwe manier beschikbaar te zijn voor de anderen. Je mag wonen in een nieuwe wereld en hebt deel aan een nieuwe mensheid, schreef Oosterhuis, bij diegenen die zich aansloten bij het dagende ‘Rijk van God’.
Marcel Braekers o.p.
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
[1] H OOSTERHUIS, Vriend voor het leven. Lannoo, Tielt, 2013, p. 241.