Het doopsel van Jezus in de Jordaan is een schitterend lichtmoment.
Het was zijn eerste publieke daad.
Elk van de vier evangelisten heeft er aandacht voor.
Bij dit doopsel is het zelfbewustzijn van Jezus gegroeid.
Hij kreeg inzicht in wie hij is en wat zijn opdracht wordt.
Johannes doopte in de Jordaanstreek.
Een enige rivier die Jordaan!
Het water van de Jordaan stroomt naar de diep gelegen Dode Zee.. naar de Zoutzee.
Men hoopte dat deze eens vol zoet water zou zijn. Dit zou aan die Zoutzee nieuw leven kunnen geven
Zo droomde Ezechiël in een visioen over het water dat uit de tempel zal stromen en vruchtbaarheid zal schenken. “Als dit water in de Dode Zee aankomt, wordt het water daar zoet; overal waar de rivier stroomt komt leven” (Ez. 47,9). De Jordaan was een grens, een scheidingslijn. De Israëlieten moesten er doorheen om vanuit de woestijn in het Beloofde Land te komen. Aan de Jordaan hoort Jezus een woord dat hem voortaan steeds zal begeleiden.
Het optreden van Johannes, de zoon van Zacharias, is verbonden met het toedienen van het doopsel. Hij gaat de geschiedenis in als Johannes de Doper.
Het doopsel dat Johannes toediende, gaat gepaard met zijn prediking over Gods oordeel en zijn oproep tot bekering.
Veel volk, vooral uit Judea, komt er op af.
Het was blijkbaar een gunstige tijd, waarin mensen verlangden naar een ommekeer.
Een verlangen naar betere tijden, een openheid naar God.
Terwijl de Romeinse keizer de plak zwaait, schept Johannes een nieuw perspectief.
Onder hen, die kwamen uit Jeruzalem, waren mensen die ontevreden waren met de gang van zaken in de tempel.
En daar kwam een man uit Galilea. Hij schuift aan in de rij.
Johannes kent hem en is er over verwonderd dat Jezus vraagt om gedoopt te worden.
Jezus heeft sympathie voor Johannes.
Met deze profeet kwam er opnieuw vaart en spirit in het Jodendom.
Dit heeft Jezus geboeid.
De ontmoeting van Jezus met Johannes de Doper is voor Jezus een scharniermoment. Wanneer hij uit het water opstijgt, gebeurt er iets geweldigs. “Voor Jezus is bij het doopsel alles duidelijk geworden. Zijn diepste identiteit openbaart zich en hij krijgt zicht op alle relaties: zowel zijn relatie tot God als zijn zending tot het volk, alsook zijn verhouding tot Johannes, de voorloper van het einde.
Het moet een eminente Geestervaring geweest zijn; een ware doorbraak van licht en nieuw leven” zegt Benoit Standaert .(B. Standaert, De Jezusruimte, p. 76).
Deze zondag zingen wij uit ZJ 131
“Jezus heeft de stem vernomen;
Hij is in de rij gaan staan.
Hij wou ook dat me Hem doopte,
Hij daalde in de Jordaan.
Zie het Lam, zei toen de Doper,
De Messias die ons redt.
En een duif kwam toegevlogen.
Wie heeft daar toen op gelet?
Uit de wolken klonk teder:
Dit is mijn beminde Zoon.
En nog stond de Heer in ’t water
In het midden van de stroom.”
De doop van Jezus door Johannes is een openbaringsmoment, een lichtmoment.
Hij hoort de stem: “Gij zijt mijn zoon de welbeminde.”
De woorden uit de hemel zijn een "liefdesverklaring" van God,
waardoor Jezus ervaart dat Hij een beminde Mens is, dat Hij graag gezien wordt,
en wel door een God die niet veraf is, maar Wiens Liefde Hem heel nabij is,
Wiens menslievendheid over Hem neerkomt als met de zachtheid van een duif.
Is het alleen Jezus die die stem heeft gehoord?
Het zal enige tijd duren eer zijn leerlingen van hem zullen zeggen dat hij Gods zoon is;
Maar ze sluiten zich bij hem aan.
Na zijn verrijzenis ontvangen ze de opdracht om de boodschap van Jezus uit te dragen en te dopen in zijn naam en in deze van de Vader en de heilige Geest.
Wie gedoopt wordt, sluit zich aan bij Jezus en treedt tot de gemeenschap, waarvan hij het hoofd is lezen wij bij Matteüs (Mt. 28,19-20).
Gedoopt worden is dus zich richten naar Jezus.
Het is meer dan een overgangsrite, meer dan het vieren en het toewijden van een nieuw mensenkind.
Het is zich enten op Jezus en de stap zetten om te groeien naar zijn maat.
Het is zich laten onderdompelen in al het goede dat leeft bij de mensen en steeds opnieuw geboren worden, dag na dag, tot een leven van dienstbaarheid,
ook tegenover de kleinen en de zwakkeren, om de hartelijkheid te tonen van onze God,
met woord en daad, om zegen te zijn voor elkaar.
Zo worden ook wij meer en meer, geliefde kinderen van God
en mensen naar Zijn hart.