Af en toe ontmoet ik koppels die tegen mij zeggen: “Ik hoop dat u niet beledigd bent, Pater, maar wij hebben gekozen onze kinderen niet te dopen. We willen dat ze later vrij zijn om dit voor zichzelf te beslissen”. Op zo'n uitspraak ben ik altijd verbaasd... En vaak antwoord ik met een lichte glimlach: “Ik ben blij dat u zo'n beslissing voor uw kind hebt genomen… maar… Hebben jullie hen de vrijheid gegeven om ter wereld te komen? Ik neem ook aan dat jullie niet met hen spreken, zodat zij later hun taal kunnen kiezen.” En mijn laatste vraag, die ik op een licht sadistische manier stel, is altijd dezelfde: “Hoe gaan jullie hen kennis laten maken met het geloof, zodat ze er echt voor kunnen kiezen?” Deze vragen creëren meestal een kleine stilte in het gesprek! Kiezen om niet te kiezen… is eigenlijk niet kiezen!
Het doopsel van de Heer vieren is ons vragen stellen over deze essentiële dimensie van ons leven: vrijheid. Gedoopt zijn is erkennen dat God wil dat wij vrij zijn. Vrij om hem te volgen of niet. Vrij om hem te kiezen of niet. Vrijheid wordt vandaag vaak verkeerd begrepen. Vrijheid wordt inderdaad vaak verward met onafhankelijkheid. En sommige mensen vechten voor hun vrijheid tot het punt dat ze ‘slaven’ worden van hun strijd voor vrijheid ! Zij begrijpen niet dat vrijheid niet betekent dat je doet wat je wilt, maar dat je wilt wat je doet, dat je aanvaardt wie je bent. Vrijheid veronderstelt keuzes maken. En kiezen is noodzakelijkerwijs zijn vrijheid beperken ! Dit is de paradox van de vrijheid: door niet te kiezen, door zich niet te binden, is men niet vrij! Onze vrijheid groeit als we keuzes maken, als ze wordt beperkt... Onze vrijheid beperkt zichzelf wanneer we keuzes maken. Deze vrijheid krijgt in het evangelie een bijzondere kleur en naam : vreugde. De vreugde van het bestaan, de vreugde van het bemind worden door een ander.
Johannes de Doper verwelkomt met vreugde degene die groter is dan hij. Hij verheugt zich in zijn komst, zoals God zich verheugt in zijn Zoon. En wij ? Verheugen wij ons er werkelijk over dat anderen bekwamer zijn, groter dan wij? Of willen we uit jaloezie zijn zoals de anderen? Verheugen wij ons werkelijk wanneer iemand —uit onze naaste omgeving, een echtgenoot, een broer, een vriend, een collega— het beter doet dan wij? Kijken we naar wat we hebben? Of naar wat we niet hebben? “Ik doop jullie met water, maar hij die sterker is dan ik, komt eraan.” Zijn we blij te zien dat er iets groters is, bekwamer dan wij?
Zijn wij in staat om onze vreugde “in een ander” te leggen, en niet in onszelf? Want plezier is altijd persoonlijk. En echte vreugde altijd verbonden met de andere. Het evangelie eindigt met deze prachtige bevestiging dat God zijn vreugde vindt in iemand anders dan zichzelf. “Dit is mijn geliefde zoon, in hem vind ik mijn vreugde.”
Ik vraag u vandaag : in wie vindt u uw vreugde? Niet je persoonlijke plezier... maar je vreugde ? Wanneer je je leven wijdt aan het zoeken naar plezier —en niet naar ware vreugde— vind je onvermijdelijk droefheid. Maar als we onze vreugde aan iemand anders toevertrouwen —God misschien?—, ontdekken we een geluk dat niemand ons kan afnemen