Overweging bij Luc. 6,27-38
Wat hebben het Lucasevangelie en een Davidster met elkaar gemeen? Een Davidsster bestaat uit twee gelijkzijdige driehoeken die je met een beetje verbeelding kunt zien als twee piramides: één piramide met de basis stevig op de grond (‘top-down’) en één omgekeerde piramide (‘down-top’). Als je Lucasevangelie en de Handelingen als één geheel beschouwt (daar zijn goede argumenten voor) dan kun je het ook beschouwen als een piramide die uiteindelijk omgekeerd wordt. In het begin van het Lucasevangelie wordt de piramide ‘top-down’ beschreven. Het begint bij keizer Augustus en de landvoogd van Syrië en het eindigt bij een pasgeboren kind in een verre uithoek van het Romeinse Rijk. Helemaal onderaan die piramide zal een beweging ontstaan. Vanuit de uithoek van het Joodse land zal die ‘opgaan’ naar Jeruzalem en zich van daar uit verspreiden over de hele wereld tot in Rome, het machtige centrum van het keizerrijk. Deze wereld omgekeerd!
De evangelielezing van vandaag situeert zich rond één van de kantelpunten in het verhaal. Aanvankelijk ligt de nadruk op het individuele optreden van Jezus in Galilea. Vanaf hoofdstuk 6 komen de rondom Hem verzamelde leerlingen steeds meer in beeld. Uit een grote menigte leerlingen kiest Jezus, op de berg, twaalf leerlingen uit. Als Hij de berg afdaalt spreekt Hij de leerlingen evenals een grote menigte mensen toe. Die komen uit het Joodse land maar ook van aan en over de landsgrenzen. Dit onderricht aan de leerlingen en het verzamelde volk situeert zich niet op een berg (zoals bij Mattheüs) maar, niet toevallig, op een plaats waar het vlak is: een plaats die staat voor openheid en ruimte. De beweging groeit en hiermee zal ook de tegenkanting groeien.
Jezus, die de spoedige komst van het rijk van God verwachtte, heeft geen gedetailleerd plan uitgewerkt hoe mensen kunnen samenleven. Maar rondom Jezus ontstaat een groep met een heel eigen dynamiek. Hij zal zijn leerlingen en allerlei mensen uit de marge van de samenleving ‘vrienden’ noemen. Ook in deze groep bestaan er uiteraard rivaliteiten, dat wordt in de evangelieverhalen niet weggepoetst. Het optreden van Jezus ontmaskert het geweld en de rivaliteit echter en brengt het uiteindelijk tot bedaren. Dit is zo bijzonder dat het als een bevrijdende transcendente kracht werd (en wordt) ervaren: als de barmhartigheid van God. Jezus’ oproep om de vijand lief te hebben (door bijvoorbeeld je andere wang aan te bieden) is géén vorm van masochistische zelfverachting. De woorden van de vlakterede zijn in de eerste plaats gericht tot de verzamelde kringen rond Jezus en zijn uitdrukking van een weerbaar én dienstbaar zelfbewustzijn. Je kunt de richtlijnen dus ook niet interpreteren als universeel geldende gebruiksaanwijzingen.
De aansporingen uit de vlakterede spreken niet in de eerste plaats tot ons als individuen maar tot het volk van God en gaandeweg bij uitbreiding ook tot allen die zich ook tot dat volk rekenen. Dat is vandaag voor ons waarschijnlijk een moeilijke gedachte? Onder invloed van (onder andere) de neoliberale tijdsgeest zijn wij spiritualiteit gaan zien als verlichting van het individu. De bijbel heeft er echter weet van dat een mens geen eiland is maar een knooppunt van relaties. Omdat het rijk van God, dat Jezus verwachtte en belichaamde, in zijn ogen een aanwijsbare vijfzintuigelijke realiteit is moet het dus ook zicht- en tastbaar zijn in dat concrete netwerk van menselijke verbanden. Stevig geworteld in Thora en Profeten had Jezus een ‘volk van God’ voor ogen. Dit volk onderscheidt zich niet omwille van zichzelf (géén eigen volk eerst) maar om ten dienste te staan, als een teken van hoop voor de hele wereld.
De Kerk heeft zich ook gezien als zo’n teken van hoop, … misschien soms te exclusief (“Buiten de Kerk geen heil!”). Moeten wij vandaag bezorgd zijn over het einde van de Kerk als machtsfactor? Het zou een vergissing zijn het netwerk van mensen die samenkomen rond het Jezusverhaal te beschouwen als moreel superieur. Christenen zijn geen bétere mensen en vinden in hun geloof ook geen kant en klare antwoorden op alle maatschappelijke vraagstukken. Maar christelijke gemeenschappen kunnen wel een teken van hoop zijn door het verlangen naar een ‘wereld omgekeerd’ te belichamen: een wereld zoals een barmhartige God die droomt. De richtlijnen uit de vlakterede kun je verstaan als creatieve manieren om die hoop zichtbaar te maken. Wat Jezus voorstelt (“weiger iemand die je je bovenkleed afneemt ook je onderkleed niet”) is zó verrassend. De geweldpleger wordt geconfronteerd en ontmaskerd en dat kan het verlangen wekken naar vrede. Maar dit werkt niet als een automatisme. Dergelijke richtlijnen letterlijk interpreteren resulteert soms in het tegenovergestelde en kan onrechtvaardige situaties net bestendigen. Het gaat er niet om na te bootsen wat Jezus gedaan heeft, maar om, handelend in zijn Geest, het onverwachte te doen.
Van christenen zou iets ‘onverwachts’ moeten uitgaan. Mensen zouden, als ze ons zien, in verwarring moeten gebracht worden door onze verbazingwekkende vrijheid. Laten we hierover, na de preek, samen nadenken. En laten we niet bang zijn voor creatieve ideeën.
Tommy Vandendriessche