Aan de vier zaligsprekingen die we zonet in het Evangelie volgens Lucas hebben gehoord, en die we ook gedeeltelijk bij Mattheüs terugvinden, zouden we nog een aantal andere kunnen toevoegen die elders in de evangeliën staan vermeld: “Gelukkig hij die aan mij geen aanstoot neemt”; “Gelukkig uw ogen omdat ze zien”; “Gelukkig uw oren omdat ze horen”; “Gelukkig de schoot die u gedragen heeft”; “Gelukkig die het Woord van God beluisteren”; “Gelukkig wie zijn maaltijd zal houden in het Rijk Gods”, en “Zalig zij die niet gezien hebben en toch tot geloof zijn gekomen”. Aan deze lijst kunnen we nog een dozijn zaligsprekingen toevoegen die zijn opgenomen in de verschillende brieven in het Nieuwe Testament. In het totaal beschikken we zo over een kleine dertig zaligsprekingen. Wat een goed nieuws!
Want, ja, “zalig zijn wij”! Zaligheid, dat is de bestemming waartoe wij allen geroepen zijn. De zaligsprekingen zijn zo een weg van geluk die ons wordt voorgesteld. En nochtans verstoren ze ons, verbazen ze ons, verwarren ze ons, en breken ze onze vastgestelde ideeën in duizend stukken. De zaligsprekingen zijn Christus’ antwoord op de Tien Geboden, die oude wetten die reeds vroeger een weg van geluk hadden uitgestippeld. Maar verschillend van de Tien Geboden beperken de zaligsprekingen zich niet tot voorgeschreven wetten die ons zeggen wat we moeten doen of laten. Nee, de “zaligen” of “gelukkigen”, en de “ongelukkigen” van het Evangelie van vandaag zijn uitdagingen die aan ieder van ons worden gesteld, in de dagelijkse rust van ons leven, obstakels die wij op een of andere manier moeten overwinnen. De uitdaging waarvoor Christus ons stelt, op onze onophoudelijke zoektocht naar geluk, is eigenlijk een uitnodiging om eens te bekijken of we eerder wensen te investeren op korte dan wel op lange termijn. Deze uitdaging herinnert ons eraan dat het willen van “alles, onmiddellijk” een waarde is van onze huidige maatschappij, een waarde die van ons spijtig genoeg wezens maakt die al volledig vertroost en vervuld zijn, om Jezus’ eigen woorden te hernemen. Het geluk is een staat die echter nooit helemaal kan bereikt worden hier op aarde, maar een weg die vooruitloopt op een toekomst. Om op lange termijn gelukkig te zijn, moet men ook durven de ervaring te beleven van gemis, van leegte, van ruimte. Vanuit de ervaring van ruimte, van een zekere wijdsheid, wordt ons eigen bestaan ons duidelijk, en wordt een vrijere verhouding tot de medemens en tot God mogelijk. “Als ik van alles leeg ben, dan is het omdat ik zo beter op u kan wachten”, aldus Don Camille in Paul Claudels toneelstuk ‘De satijnen pantoffel’. De zaligspreking wordt zo een uitdaging voor onze innerlijke ruimte. De andere, de geliefde, of God, kan zich maar geven als ons hart voorbereid is, verwijd is, om te ontvangen. Is het niet zo dat we maar al te dikwijls van de ander enkel datgene ontvangen dat we zelf in staat zijn te ontvangen? Om te ontvangen moet er plaats zijn in ons. Als we volledig gevuld, vervuld zijn, is er geen ontmoeting mogelijk. Honger en verwachting zijn als straalmotoren die ons afschieten naar een toekomst waar we hopen op een gedeeld geluk. “Word als een opvangbekken, en ik zal me tot instroom maken”, zo hoorde Catharina van Siena. Dorsten naar liefde, dorsten naar God, zie daar de uitdaging van de zaligsprekingen in het Evangelie. Je nooit geheel vervuld voelen om op zoek te kunnen gaan naar een ‘meer’, naar een ‘beter’, dat ergens te ontdekken en vervolgens te delen is. Het wonderbaarlijke van de zaligsprekingen is dat ze ons doen aanvoelen dat de innerlijke ruimte eigenlijk die tijd is die nodig is om te leven van een verlangen naar tederheid. Dan heeft Christus inderdaad overschot van gelijk om ook de nadruk te leggen op onze “onzaligheid”. Niet om ons te culpabiliseren, maar eerder om ons erop te wijzen dat bepaalde waarden en houdingen van onze wereld – wanneer deze op egoïstische wijze beleefd worden – verhinderen dat een echte relatie tot stand kan komen, onder ons, of met God. Reeds volledig vervuld zijn, betekent dan ook voorbij gaan aan de mooie kanten van het leven, het is een zich opsluiten in een eenzaamheid, gevoed door het eigen comfort, en op lange termijn, is het een verlies van de goesting om te leven. Zalig zijn wij wanneer wij allen, zoals wij zijn, de uitdagingen aangaan waarvoor God ons stelt. Worden onze dagelijkse keuzes bepaald door een korte- of een langetermijndenken? Worden de opties die wij in het leven nemen geleid door de filosofie van de “zaligen” of die van de “onzaligen”? Dorsten en hongeren wij naar God en naar de medemens? Laat ons, in ons eigen hart, vol tederheid het antwoord zoeken op deze vragen. Want “zalig zijn jullie”, zo zingt ons Christus toe.
Amen.