De Veertigdagentijd is een jaarlijks weerkerend nieuw begin, een periode om ons te bezinnen op wat essentieel is in ons leven, wat we willen of juist niet, wat we bereid zijn om op te geven, waar we plaats kunnen maken voor iets nieuws. Veertig dagen leeg worden om de genade van Pasen te ontvangen, om daar liefst vijftig dagen van te leven. Wat we moeten loslaten is minder dan we zullen krijgen.
De woestijn als symbool voor de veertigdaagse vasten is één van de thema’s die de Bijbel en de kerk ons aanreiken en die kunnen helpen in onze bezinning. Alvorens aan zijn publieke leven te beginnen, na zijn doop in de Jordaan en vervuld van de Heilige Geest, trekt Jezus de woestijn in.
De woestijn is in de Bijbel een plaats om doorheen te trekken, een plaats van leegte. Het is een confronterende plek: je kan de leegte door niets anders vervangen. Je wordt sowieso met je basisnoden geconfronteerd: honger en dorst, maar ook de nood aan erkenning en de nood om je grenzen te leren kennen. Het is een plaats waar je je emoties op het spoor komt en zelfs je primitieve instincten: “ego, hunger, agression.” De woestijn is ook de plaats van God: door het leven heen leer je langzaam je echte houding tegenover God kennen.
Thomas Merton zegt dat de woestijn de cirkel is waarvan jij het middelpunt bent en die zich steeds verplaatst met jou… Onmogelijk om er uit te geraken: je hebt het te doen met jezelf; alleen God kan je uit de dodende cirkel van jezelf bevrijden. Wat is die dodende cirkel? Een valkuil waar je steeds weer in trapt, de plaats waar je rondjes blijft draaien
Vasten is allereerst het genezen van het te veel. Eten is onze meest spontane oorspronkelijke neiging. Dat is nodig om onszelf in leven te houden. Eten is een daad van agressie, zeggen sommige psychologen: kauwen is vernietiging van materie, om die zich helemaal toe te eigenen. Onze meest dierlijke neiging. Er is niets mis met eten. Maar tegenwoordig spreekt me bv over emo-eten. Het is eten zonder natuurlijke noodzaak, eten vanuit een tekort dat niet biologisch is.
Op één of andere wijze zet dat tekort zich in onze emoties vast. Er kan heel wat boosheid onder zitten: al ik niet krijg at ik wil of nodig heb… Soms zijn we het contact met die emoties verloren. Wanneer er dan één of andere frustratie is, eten we. We zijn ons dikwijls ook niet bewust van het moment waarop dat gebeurt. Soms komt er dan nog schuld en schaamte bovenop, maar die helpen ons nog meer in het negatieve weg te zinken.
De oproep van God is om het slavenhuis te verlaten; maar die oproep kan niet gehoord worden in een context van schuld en schaamte. Het gaat er dus niet om dat we bepaalde neigingen gaan culpabiliseren, maar wel dat we opnieuw zouden gaan verlangen naar vrijheid.
Wat is de ware vrijheid? Niet wanneer we uitsluitend met onszelf bezig zijn. Niet wanneer we uitsluitend met de anderen bezig zijn. In beide gevallen zijn we bezig een bestaanstekort aan te vullen. De enige bevrijdend manier om er mee om te gaan, is het juiste contact: met jezelf, met de realiteit of de anderen. Aristoteles sprak over de “deugd in het midden”. Thomas van Aquino sprak over de deugd als een sterke houding die ons meer en meer inwortelt in het goede.
Het gaat er in de Veertigdagentijd niet om dat we iets niet zouden mogen. Vasten is meer dan niet eten. Het gaat over vrij worden. Het is vasten in gedachten, gevoelens, neigingen, spontane indrukken. Vooral wanneer het gaat over negatieve dingen waar we soms lang mee blijven zitten. Jezus zegt: de mens leeft niet van brood alleen. Er is nog zoveel in het leven dat je zou kunnen ontdekken als je uit je cocon komt. Er is God: die is ruimer dan onze ervaringen, zeker onze negatieve ervaringen. Met een volle maag voel je je uiteindelijk minder comfortabel. Laat het eens los, zegt ons de spiritualiteit van de Veertigdagentijd.
Het tweede vastenpunt betreft onze nood aan erkenning. Wat we daar allemaal zouden willen voor doen! We willen gezien worden, gewaardeerd, gerespecteerd. Dat zijn op zichzelf positieve waarden. We hebben dit nodig. Maar waar gaan we helemaal overhellen naar onvrijheid, alleen maar om door mensen aanvaard te worden? Jezus mag alle koninkrijken der wereld zien. Het gaat erom een goede deal met de duivel te sluiten.
Maar Jezus heeft weet van dit “koninkrijk van de teleurstelling”. Wat we najagen in dit leven, riskeert ons niet helemaal te bevredigen en zelfs tot vormen van slavernij te brengen. Jezus zegt ons: aanbid God alleen, want wanneer je mindere goden aanbidt, word je er slaaf van. Kunnen leven met grenzen, verzaken aan ons totalitaire denken (ik wil alles), maakt je uiteindelijk vrij. Je leert je te verzoenen met de werkelijkheid zoals die is. Misschien leer je uiteindelijk wel om terug meer te genieten. De beste garantie van het geluk in deze wereld is de tevredenheid.
De laatste bekoring die Jezus ondervindt, heeft te maken met God. De duivel daagt Hem uit tot vermetel vertrouwen, tot het instrumentaliseren van God. Spring dan! Maar waarom staat God zo ver af van deze tijd? Een reden is misschien dat wij God beschouwen als de laatste instantie van ons leven. Als we in nood zitten, zou God moeten ingrijpen. Als Hij dat niet doet, dan gaan we twijfelen aan ons geloof of worden we boos. Wat heb je aan geloven als het toch niet helpt?
Maar Bijbels geloof helpt ons om het anders te zien. De woestijntocht van het oude Hebreeuwse volk had als doel om mensen over te brengen naar het Beloofde Land. Maar dat is geen luilekkerland; het Beloofde Land bereik je door te leren leven “met” God. Wat betekent dit?
We zullen zeker het bidden opnieuw moeten leren ontdekken. Bidden is een uitnodiging om onze ziel terug te vinden. Maar bidden is niet de meest spontane neiging als je vervuld van activiteiten, indrukken, en ’s avonds moe thuiskomt. Bidden is leren vasten op de tijd en op de ruimte. Bidden is herschikken van onze prioriteiten. Daaraan zie je of bidden en leven elkaar werkelijk raken of niet.
Bidden is ook niet de meest spontane neiging als we in één of andere onbevredigende situatie leven. Maar het Woord van God lezen, alsof je daarin de oplossing voor je probleem zou kunnen vinden en zo tot rust komen, daar inspiratie vinden en kracht, helpt om nieuwe energie te ontwikkelen en op te staan en werkelijk iets te veranderen. Bidden is investeren in de kwaliteit van mijn leven. Het is een vitale noodzaak.
Bidden leert ons leven “met” God. Vele dingen zullen daardoor veranderen, allereerst onze blik op het leven. We hebben geen “god” nodigt die ons leven omtovert die ons naar het concrete leert kijken en die onze blik helpt openen voor wat wél mogelijk is.
Vasten is een nieuw begin, een nieuwe kans. “Steek de bazuin op Sion,” zegt de Schrift: de vasten is de tijd die ons gegund wordt, de gunstige tijd. Een tijd van oordeel en bezinning.
We leren ons concentreren op het hier en nu, de enige tijd die we hebben om te werken aan kwaliteit. De oproep om te vasten, te bidden en aalmoezen te geven confronteren ons met beperkingen die ons in feite ruimte bieden: geen ruimte zonder grenzen, anders wordt ze vormeloos, net zoals – vaak – ons bestaan. De vasten is een tijd van hoop: het concrete is wel degelijk mogelijk.