In de loop der jaren zijn er woorden die hun betekenis verliezen, die niet meer aanvaard worden door de goegemeente; woorden, die zelfs onverdraaglijk worden in de overheersende cultuur. Dit is ongetwijfeld zo voor de zin die we zonet in de lezing van sint Paulus gehoord hebben: “de kracht die Hem ook in staat stelt alles aan zich te onderwerpen”. Wat een verschrikking, zullen sommigen bij zichzelf zeggen, durven te blijven geloven in een almachtige God, een overheersende God, een God die alles verplettert wat hem verstoort, een God die maar weinig plaats laat aan de mens om zijn aardse weg te vervolgen, aangezien die mens aan de genade van de goddelijke willekeur is overgeleverd... Dit zou inderdaad een zekere perceptie van God kunnen zijn.
Om evenwel tot een beter begrip te komen van Gods macht en overheersing, is het van wezenlijk belang te vertrekken bij het verhaal van de zevende dag van de Schepping zoals dit ons is overgeleverd in het boek Genesis. Het relaas van de Schepping van de wereld is een mythe. De Schepping is vanzelfsprekend niet op die manier verlopen; het gaat om een interpretatie, om een menselijke uitleg van het begin van de geschiedenis der mensheid. Maar, ook al is het een mythe, het heeft ons wel iets te vertellen. Het is een stichtingsmythe. Laten we daarom deze samen even bekijken. Gedurende de eerste zes dagen bemeestert en overheerst God alles. Dan, op de zevende dag, op het moment waarop God besluit om zijn Scheppingswerk te voltooien, kiest Hij ervoor om te rusten. Door te rusten houdt hij op te overheersen en te bemeesteren, want hij doet niks meer. In andere woorden: hij houdt zijn eigen overheersing onder controle, waardoor er ruimte komt voor het ontstaan van een zekere mildheid. Gods almacht is dus geen overheersende almacht meer. Laat ons dat nooit vergeten wanneer we in het Onzevader bidden dat “aan Hem het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid” zijn. De goddelijke almacht is een almacht van mildheid. God heeft ervoor gekozen om de wereld te overheersen door mildheid, liefde en tederheid. Wanneer iemand met veel à plomb stelt dat God de heersende Almachtige is, projecteert hij zijn eigen verlangens op het opperwezen: deze wordt dan als een mens die alles wilt overheersen en zelfs verpletteren. Het is dan geen beeld meer van de macht van de God, maar hij heeft God gemaakt naar zijn beeld van wat macht is. De Schrift houdt ons echter iets anders voor: God wil niet meer overheersen. Op het moment dat Hij zijn Schepping heeft toevertrouwd aan zijn schepselen, heerst Hij door zijn tederheid, drukt Hij op ons zijn zegel van mildheid. Aldus wordt de zin van sint Paulus voor ons inzichtelijk: het gaat om “de kracht van tederheid die Hem in staat stelt om alles met zachtheid te besturen”. Dit kunnen wij belijden wanneer we er in slagen ons eigen machtsverlangen, onze overheersingsdrang over de ander te onderdrukken, en integendeel plaats ruimen voor mildheid in onze relaties met de anderen en met de Gans-Andere.
Deze levensfilosofie blijft niet zonder gevolgen voor onze eigen uitstraling. Want wanneer de mildheid het hart vormt van ons menselijk bestaan, dan zal ons menselijk bestaan de gehele werkelijkheid van die mildheid doordringen. De goddelijke mildheid vormt ons om naar het beeld dat ons wordt voorgehouden in het Evangelie van vandaag. In zijn oneindige tederheid nodigt God ons uit om – in de intimiteit van de ontmoeting, in de dialoog die het gebed is – om de rijkdom van zijn almacht te herontdekken, zoals Hij die aan ons heeft geopenbaard. Op deze wijze begrepen wordt het gebed een moment van dialoog, heel eenvoudig, heel natuurlijk, tussen God en onszelf. Het gebed is niet voorbehouden aan enkele professionals die hun hele leven niets anders doen. Om goed beleefd te worden heeft het gebed niet per se nood aan veertig dagen van speciale oefeningen. Het gebed kan overal en op elk moment beleefd worden, wanneer wij beslissen om ons tot God te richten en met Hem te spreken over wat ons verheugt en wat ons bezighoudt. Het gebed is een tijd van vriendschap tussen het goddelijke en het menselijke, en vindt zijn uitdrukking in onze eigen bewoordingen. God wacht op ons en onthaalt ons met de mildheid van zijn almacht. En die mildheid transformeert elk menselijk wezen. Laat ons dan ook samen de tijd nemen om omgevormd te worden door die mildheid, door die tederheid. Amen.