De Bijbel stelt, als een vooruitziende moeder, een fundamentele vraag aan de mens. Van het begin tot het einde, van Genesis tot Openbaring: “Hebt gij goed gegeten?” Om het anders te zeggen: “Wat is je eetlust?”, “Heb je honger naar het leven?”, “Heb je dorst naar echte relaties?” Bovendien spreekt dit evangelie niet alleen over voedsel, maar ook over hongersnood, over feestvieren, over het verlangen om de buik te vullen... Voedsel is in de bijbel —zoals we weten— alomtegenwoordig.
Het is een symbolische manier om naar buiten toe uit te drukken wat zich binnenin het verlangen van de mens afspeelt. Zonder in karikaturen te vervallen, de manier waarop we eten zegt iets over ons. Het zegt iets over de kwaliteit van ons verlangen naar leven, onze honger naar relaties. Onze honger naar contact. Over ons verlangen om onszelf te zijn of niet.
Als we over eetlust spreken, zijn er twee extreme ziekten, die bovendien ziekten van onze tijd zijn. Deze ziekten zijn aan de ene kant anorexia en aan de andere kant boulimia. Ik wil niet praten over het medische aspect van deze ziekten... Laten we eens kijken naar het antropologische aspect van deze ziekten. Het zijn twee manieren van leven met een vorm van verlangen die niet helemaal gezond is, niet helemaal goed, niet helemaal heilzaam... Laten we eens kijken naar de jongste zoon, en dan de oudste zoon, die beide getroffen zijn door deze ziekten...
De jongste zoon heeft boulimie. Hij wil zijn aandeel van het bezit waarop hij recht heeft. Hij wil zijn deel van ousia, in het Grieks, zijn vaders bezit. Hij wil ‘vol’ zijn en niets tekort komen. Hij wil alles, nu meteen. En om in deze ‘volheid’ te geraken, wil hij het huis van zijn vader verlaten, zoals een puber die tegen zichzelf zegt dat hij — om eindelijk zijn leven te leven — de banden met het verleden moet verlaten: geen afhankelijkheid, geen vader, geen gezag.
Deze jongste zoon heeft boulimie. Maar door alles te verslinden, zal hij sterven! Dan heeft hij niets meer te eten. Hij ontdekt dat hij relaties mist. Hij ontdekt dat hij eindelijk hongerig is naar relaties. « Niemand gaf ze hem » zegt het evangelie. In deze situatie zal hij eindelijk de weg vinden die hem naar een nieuwe relatie zal leiden, die met zijn vader. Een relatie die hij eerst niet wilde, maar die hem eindelijk weer doet leven.
De oudste zoon heeft boulimie. Hij is boulimisch met voorschriften. Hij is boulimisch in zijn gedrag, om altijd aan de norm te voldoen, om gelijk te hebben. « Nooit heb ik uw geboden overtreden.» En toch heeft ook hij honger. Honger naar een relatie. “Gij hebt mij nooit een bokje gegeven”. In feite heeft hij geen relatie die hem voedt, die hem vreugde geeft.
Hier is een jongere zoon die van boulimia naar anorexia ging en uiteindelijk de weg van de relatie ontdekte.
En een zoon die boulimisch is voor wat betreft de plicht, maar in de anorexia van de relatie. Maar het is de jongste zoon die, omdat hij op de bodem heeft gezeten, eindelijk de plaats van de relatie heeft ontdekt. Hij ontdekte dat het enige voedsel dat ons vervult, zonder dat we het verslinden, het “andere” is.
Misschien maak je momenten mee dat je geen trek meer hebt, in je relatie, je leven? Misschien ben je als de jongste zoon, of als de oudste zoon... We zijn allemaal een beetje van allebei. Dus op wie moet je lijken? Op geen van beiden... maar op de Vader zelf. Hij is het model in deze gelijkenis, zoals in het hele Evangelie. “Wees volmaakt zoals uw hemelse Vader volmaakt is”. Als Jezus deze gelijkenis vertelt, is dat omdat hij eet... aan de tafel van de zondaars. Het is aan ons om weer hongerig te worden naar relaties in ons leven. Het is aan ons te geloven dat wij in staat zijn te zijn als God, en dus te vergeven zoals Hij. Amen.