De Barmhartige Samaritaan is een belangrijke streng van ons bijbelschristelijk DNA en wereldwijd de gekendste parabel. Aangezien de meeste mensen deugen -welke levensbeschouwing hen ook eigen is- beaamt zo goed als iedereen de opdracht ervan: hulp bieden aan een medemens in nood.
Laten we de tekst herlezen, nieuw-lezen, om ons de diepgang van naastenliefde eigen te maken.
Een wetgeleerde komt bij Jezus om hem op de proef te stellen. In Jezus’ tijd heeft dit geen negatieve bijklank. Farizese scholen bekwamen hun leerlingen in woord en wederwoord om de Thora -de kaderwet zeg maar- bij concrete rechtspraakkwesties toe te passen. Ervaring en overlevering komen via dialoog en discussie met elkaar in gesprek om gewetensvol te zien, oordelen en handelen.
De wetgeleerde in dit evangelieverhaal kiest Jezus als sparring-partner en erkent hem als collega Thora-kenner voor een persoonlijke vraag: Hoe kan ik deel krijgen aan het eeuwig leven? Jezus stelt een wedervraag en geeft de wetgeleerde tien op tien voor diens antwoord: God beminnen en de naaste als jezelf. Daarop volgt een terechte wedervraag: Wie is mijn naaste’?
De traditie heeft de kaderwet nl. afgebakend. Het begrip ‘naaste’ werd beperkt tot ‘volksgenoot‘, sabbatswetten bakenen de tijd af waarbinnen ‘naaste’ geldt, reinheidswetten sluiten mensengroepen uit, enz.
Lucas voert een wakkere Thora-geleerde ten tonele, één die het opgevallen is dat Jezus op een andere manier kijkt en spreekt, die omgaat met zieken -wiens aandoening hen ook tot zondaars maakt- en hen geneest, zelfs op sabbat…
De vraag -wie is mijn naaste?- beantwoordt Jezus met een parabel die schijnbaar van de kwestie afdwaalt. Maar via de omweg van een vervreemdend verhaal worden we uitgenodigd ons denken en handelen te vernieuwen.
De parabeldiepgang heeft tijd nodig om te wortelen in het hart van de toehoorder, ook van de toehoorders die wij vandaag zijn.
Er is een slachtoffer en er zijn rovers. We weten weinig van hen: de ene is halfdood door wrede interventie van de ander.
Een priester en een leviet - toevallige passanten - zien het slachtoffer, maar lopen er omheen. Nochtans mogen we verwachten dat ze de Thora kennen. Er is geen reden om aan te nemen dat ze niet helpen om reinheidsmotieven voor de tempeldienst zoals sommigen onder ons mogelijk ooit hebben gehoord. De tekst spreekt zelfs over een route in omgekeerde richting, van Jeruzalem naar Jericho, weg van de tempel. Laten we het onder ogen zien: het is -ook in onze dagen- een wetsovertreding om een mens in nood niet te helpen.
Dan komt er een Samaritaan – waarvan we niet of minder kunnen verwachten dat hij de wet kent. Hij ziet het slachtoffer met andere ogen, met ogen van nabijheid, met ogen van een naaste. Hij is ten diepste bewogen, dient de eerste zorgen toe, vervoert hem naar een veilige plek voor verdere verzorging, geeft de zorg door aan anderen, betaalt alvast die verdere verzorging én belooft op terugreis eventuele meerkosten te vergoeden. Wat een nabijheid bij de ander, wat een invoelen in wat deze man, deze situatie nodig heeft! Daar heb je geen wet voor nodig maar ogen en handen om elkaar als mens en medemens te zien en nabij te blijven.
Jezus beëindigt de parabel met een vraag. Let op, want de vraag werd mogelijk in je geheugen anders opgeslagen: Wie van de drie is naar uw mening de naaste geweest van de man die in handen van de rovers was gevallen? Naaste is dus niet het slachtoffer, geen passief lijdend voorwerp dat hulp nodig heeft, maar iemand die je wordt en kan zijn voor de medemens in nood.
Vreemd dat we naastenliefde doorheen de tijd als een -soms betuttelende- houding gingen zien van een Meerdere die iets doet voor een mindere… terwijl bijbelschristelijk ahw het omgekeerde spreekt: dat de bekering tot naaste bij de voorbijganger ligt en bij uitbreiding een opdracht is voor ons allen.
De vraag ‘wie is mijn naaste’ is exclusief, sluit uit. Bij Jezus is het rechtsbegrip ‘naaste’ inclusief en reveleert ze de diepe betekenis van de ander beminnen als jezelf. Naaste worden is mede-mens worden en luidt het einde in van Meerdere-mindere relaties. We worden en zijn elkaars gelijke.
Jezus heft de grenzen op die wetgeleerden aan de Liefde hadden gesteld. Liefde is niet voorbehouden aan eigen volk en goegemeente. Liefde is universeel en Gods liefde gaat prioritair uit naar de noodlijdende ongeacht diens afkomst, ongeacht welke dag, ongeacht welk verleden …
Soms overvalt ons de ernst van deze opdracht: de mens in nood is zo talrijk op deze wereld. Moet ik iedereen helpen en hoe kan dat dan? De evangelist laat een contrastverhaal volgen: op bezoek bij de zussen van Lazarus stelt hij de luisterende Maria tot voorbeeld voor Martha die druk doende is.
Het lijkt erop dat Lucas de zwaarte van de opdracht beseft en ons uitnodigt om zelf te overwegen wanneer en hoe naastenliefde gestalte krijgt zonder concurrent te worden van zelfliefde en zonder van de essentie weg te kijken wanneer die letterlijk op ons pad komt.
Tot slot: een parabel roept altijd herkenning op…
Ben ik de leviet of priester die op TV ziet dat klimaatverandering slachtoffers maakt bij miljoenen armsten, maar voor de rest mijn klimaat-ontwrichtend leven verder leid?
Ben ik herbergier, een schakel in de keten van goedheid die projecten steunt om erkende vluchtelingen te huisvesten?
Wanneer ben ik de Samaritaan die naaste is in al haar consequenties, die als activist op de barricades sta en mijn leven omkeer om klimaatverandering en oorlogsdenken een halt toe te roepen?
Wanneer ben ik zelf slachtoffer van onrecht, geweld, fake news, oorlog en kan mijn situatie enkel keren wanneer een ander mijn naaste wordt?
En, … durf ik erbij stil te staan … dat ik ook rover ben die slachtoffers maak, dichtbij en veraf, omdat ik me bedien van dooddoeners om niets te moeten veranderen in mijn levensstijl?
De Barmhartige Samaritaan is een parabel met potentieel voor een bevrijd en toegewijd leven, een inkijk in Gods droom voor een gerechtigde en vredevolle wereld.