Vandaag beluisterden we een volledig hoofdstuk uit het Lucasevangelie. We hoorden Jezus drie parabels vertellen. Wat een weelde! Wonderlijke verhalen die je telkens opnieuw kan her-denken.
Ook de eerste lezing is een bijzonder verhaal. Hierin wordt van God gezegd dat Hij verteerd wordt door een brandende toorn, maar door de tussenkomst van Mozes afziet van zijn dreigende onheil. Deze God wordt in erg menselijke beelden omschreven. Dat strookt niet met gangbare godsbeelden: almachtig, alwetend, onveranderlijk, … Dat zijn woorden en begrippen waar je noch koud noch warm van wordt. De Bijbelse God blijkt daarentegen een God te zijn die zich laat raken en bevragen. Dit thema komt herhaaldelijk voor in de Schrift. Mozes durfde de Levende te bevragen en wordt zo, geheel in de lijn van een echt Verbond, een mondige partner.
Veel van onze tijdgenoten hebben wellicht het beeld dat christenen precies denken te weten wie of wat God is? Uiteraard is dit niet het geval. Het samen lezen en overwegen van de Schrift behoedt ons voor het vastleggen van God in één beeld. Een onveranderlijk beeld van God blijkt slechts een ‘gouden stierenbeeld’ te zijn.
Een kerkelijke hoogwaardigheidsbekleder beklaagde zich eens bij de Heilige Geest: “Wij hebben toch voldoende aan één levensbeschrijving van Jezus, één catechismus en één kerkelijk wetboek? Waarom kregen wij dan àl die verschillende boeken, psalmen, spreuken, brieven en vier (!) evangeliën?” Examenvraag voor aanstaande theologen: wat is, volgens jou, het antwoord van de Heilige Geest?
(naar Maurice Bellet)
Wat het antwoord mag geweest zijn laat ik in het midden. Maar van Jezus weten we dat hij sprak in beelden en vaak parabels vertelde.
Tot de 18e eeuw werden parabels gelezen als allegorieën, als verhalen die als een sluier de onderliggende en ware betekenis verhullen. De afgelopen decennia groeide het inzicht dat je parabels niet kan beperken tot een, verborgen, letterlijke betekenis. De kracht van een parabel is dat het verhaal nooit af is. Het zijn verhalen die schuren en bij elke her-beluistering merk je weer opnieuw ‘losse eindjes’ op. Een vroeger gehoorde uitleg van een parabel houdt het risico in dat je die weg filtert. Om dit te vermijden is het beter om een parabel ook geen vaste titel mee te geven. Zo zou je de (zogenaamde) ‘parabel van de verloren zoon’ net zo goed ‘de parabel van een vader met twee zonen’ kunnen noemen. Ik wil me beperken tot enkele losse eindjes die ik opmerkte en me blijven bezighouden.
De keuze voor antwoordpsalm 51 lijkt erop te wijzen dat de samenstellers van het lectionarium de nadruk wilden leggen op zonde en overtreding om vervolgens Gods vergevingsgezindheid aan te tonen. Dat is een mooie keuze. Maar het verloren zilverstuk in de tweede parabel is slechts ‘zondig’ in de zin dat het ‘afgezonderd’ of ‘verloren’ is. Dat er zondaars zijn die zich moeten bekeren wordt door Lucas niet ontkend. Maar het is een valkuil om van de parabel een moreel lesje te maken. De reddeloosheid van de eerste zoon wordt vaak aangedikt met sappige verhalen waarbij het oordeel van de oudste zoon (“die zoon van u heeft uw vermogen verbrast met slechte vrouwen!”) kritiekloos wordt overgenomen. De bevrijdende boodschap is dat ik ‘gezocht’ word en gezien in mijn reddeloosheid.
Volgens Lucas vertelde Jezus deze parabel voor de farizeeën en schriftgeleerden. Dan was het waarschijnlijk zijn bedoeling dat zij zich zouden kunnen spiegelen aan de oudste zoon. Nu mogen we niet de fout maken om te vanzelfsprekend verontwaardigd te zijn over de reactie van de oudste zoon. Het is te gemakkelijk om te bepalen wat de conclusie voor iemand anders zou moeten zijn. We bekijken beter waar het verhaal onszelf uitdaagt.
De Zwitserse protestantse theologe Lytta Basset heeft een originele benadering van de parabel van de vader met twee zonen. Zij leest het verhaal als een verhaal van drie mensen (de twee zonen én de vader) met hun eigen kwetsuren. Een uitgangspunt van Lytta Basset is dat de christelijke traditie een te eenzijdige nadruk heeft gelegd op de schuld die ik heb ten opzichte van anderen. Hierdoor blijft het kwaad dat mij, op één of andere manier, werd aangedaan onderbelicht. Lytta Basset toont, op verrassende manier, aan dat in veel bijbelverhalen de hoofdpersonages (Job, Jacob, Jezus, ...) een transformatie doormaken door tot op de bodem te gaan in hun verontwaardiging over het aangedane kwaad. Je mag je kwaadheid zelfs richten tot God zelf! In deze interpretatie van het verhaal kàn de vader staan voor God, maar dan geen onveranderlijke God. Misschien is God ook de bevrijdende dynamiek die kan ontstaan tussen de drie personages?
Ik beëindig deze overweging met nog veel losse eindjes. De overweging is nog helemaal niet af, maar ik geef graag wat denkwerk mee (misschien bruikbaar in bijbelgroep of huiskerk):
Probeer je in één of meerdere personages te verplaatsen en maak (dat mag voor één keer) ruimte voor jouw kwetsuren, het kwaad dat jou is aangedaan en wat jou verloren/reddeloos maakte. Bedenk ook zelf een titel voor de parabel.
Wat ik alvast ook probeer te onthouden: ik word ‘gezocht’. Gerard Reve schreef deze, onvergetelijke, verzen:
Eigenlijk geloof ik niets,
en twijfel ik aan alles, zelfs aan U.
Maar soms, wanneer ik denk dat Gij waarachtig leeft,
dan denk ik, dat Gij Liefde zijt, en eenzaam,
en dat, in dezelfde wanhoop, Gij mij zoekt
zoals ik U.
Tommy Vandendriessche
(Inspiratie)bronnen:
- Transcriptie van een lezing door Lytta Basset (2003): https://www.nouwen.org/nl/basset.php
- ‘Stem die mij roept- bijbels geloven met Patrick Perquy’ (Halewijn, 2020)- hoofdstuk ‘Een opgeloste parabel is een dode parabel’.
- Roger Burggraeve ‘Hoog tijd voor een andere God’ (Davidsfonds, 2015) – 68 over ‘redetwisten met God’.
- Tom Naastepad ’Acht gelijkenissen. uit Mattheüs en Lukas’ (Kok, Ten Have, 1978).