De lezingen van vandaag roepen op tot een grenzeloos vertrouwen in God. De drie lezingen zijn geschreven in tijden van veel geweld.
De profeet Habakuk wordt geconfronteerd met een gewelddadige inval van een machtig land, dat vele volksgenoten als ballingen meevoert naar het land van de vijand.
In zijn hopeloosheid richt de profeet zich tot God. “Hoelang nog, Heer, moet ik om hulp roepen en luistert u niet?” Hij ziet slechts geweld en toenemende polarisatie rondom hem.
Het is een vraag van velen die twijfelen aan het bestaan van God: Hoe kan God zoveel ellende toelaten? Al dat geweld dat mensen elkaar aandoen, waar onschuldige mensen slachtoffer van zijn?
Een eerste antwoord van God aan Habakuk bevestigt het vele geweld dat in de toenmalige internationale context nog zal toenemen. Toch voorspelt God ook de ondergang van dat gewelddadige volk. “Boeten zal hij die van zijn kracht zijn god maakt.”
We maken de evolutie van de profeet mee wanneer hij zijn klaagzang stopt. Op een wachttoren kijkt hij uit naar wat de Heer hem zal antwoorden en hij stelt zich open voor een dieper inzicht. Dat komt in een visioen waarin hij wordt opgeroepen tot geduld en vertrouwen. Eens zal het goede overwinnen. “Het komt zeker, het zal niet uitblijven. Wie niet oprecht is kwijnt weg, maar de rechtvaardige zal leven.” Op het einde van hoofdstuk 2 komt de profeet tot stilte tegenover de Heer die in zijn tempel verblijft. De stilte is vol van vertrouwen in God, dat hij in het derde en laatste hoofdstuk uitzingt in een psalm.
Een eigentijdse getuigenis las ik in het blad van de “wereldgemeenschap voor christelijke meditatie”. Russische en Oekraïense gelovigen, verbonden met velen over de hele wereld hebben samen in stilte gemediteerd. Het creëert hoop op de vervulling dat op het einde de liefde zal overwinnen.
Lucas heeft meegemaakt hoe de Romeinen Jeruzalem hebben verwoest. Alle inwoners zijn gevlucht. En toch laat ook Hij Jezus oproepen tot een geloof zonder grenzen. De leerlingen worden in de verzen die aan de lezing voorafgaan opgeroepen om tot 7 maal toe hun broeder of zuster te vergeven als die berouw vertoont. De leerlingen worden zich bewust van hun kleine geloof. Jezus geeft hen het beeld van de kracht van het kleine mosterdzaadje, als symbool voor het geloof dat ze moeten hebben. Het zou hen in staat stellen een grote moerbeiboom te verplaatsen.
Jezus voegt er echter nog een waarschuwing aan toe. Zelfs als we alles doen wat van ons verwacht wordt, moeten we niet denken dat wij de wereld in handen hebben. “We zijn maar eenvoudige knechten, we hebben enkel onze plicht gedaan,” knechten in dienst van een Heer. Het shockeert ons moderne gevoel.
Wat betekent dit nu in onze tijd en voor mij?
Heb ik het Bijbelse geduld of ben ik even vertwijfeld als de profeet als die God verwijt zich in stilte te hullen tegenover alle ellende in de wereld? Ben ik mij bewust van mijn kleine geloof, mijn kleine vertrouwen dat op het einde Gods rijk van vrede komt, als ik me maar blijf inzetten. Besef ik dat ik daar Gods hulp voor nodig heb. Richt ik mij in mijn vertwijfeling en gebrek aan vertrouwen tot God? Aanvaard ik mijn kleinheid, mijn niet- weten, mijn onmacht tegenover alle onrecht en geweld in de wereld, ook het geweld in mezelf? Ben ik vaak niet snel klaar met mijn oordeel? Meen ik niet vaak te weten hoe complexe problemen moeten worden opgelost? “Boeten zal wie van zijn kracht zijn god maakt,” waarschuwt Habakuk en geldt dit ook niet voor mij? Hoe bouw ik een leven uit in dienst van Gods rijk van liefde, met kracht en bezonnenheid, waartoe Paulus oproept? Vertrouw ik in Gods belofte zodat ik niet in onmacht en immobilisme terechtkom en niet verhard in mijn hart.
Aanvaard ik dat ik maar een dienstknecht ben? Dat ik slechts iets kleins kan bijdragen op de plek waar ik leef, in daden van kleine goedheid, aangegrepen door de nood van een medemens. “Je wint er geen oorlogen mee, maar opent er wel ogen mee,” getuigt Roger Burggraeve naar aanleiding van zijn boek “Geen toekomst zonder kleine goedheid.” Het zijn bescheiden daden, zonder pretentie, niet gedreven door ideologie. Ze zijn geen reden om te roemen op zichzelf. Ze verbinden mensen van hart tot hart, over alle verschillen heen.
Misschien kunnen we de moerbeiboom als symbool zien voor de hele samenleving en ligt de kracht van het mosterdzaadje in elk gebaar van klein goedheid. Vertrouwen in de goddelijke kracht van de kleine goedheid kan uiteindelijk de hele samenleving veranderen.