Broeders en zusters,
In de herfst is er altijd, wat in Canada ‘de Indiaanse zomer’ heet en bij ons ‘de zomer van Sint-Maarten’: een zonnige en heel zachte periode die volgt op de eerste herfstkoude. En de liturgische kalender stelt ons ook haar ‘Indiaanse zomer’ voor: Allerheiligen, het feest van de levenden, in een periode, waarin althans in onze streken, het leven uit de natuur lijkt te wijken.
Voor vele tijdgenoten is Allerheiligen echter verbonden met de dood en wordt vaak verward met de gedachtenis van de doden. Ook Halloween met zijn levende doden draagt bij tot de verwarring tussen leven en dood. Maar dat is echt wel het tegenovergestelde van wat we vandaag vieren. Allerheiligen nodigt ons uit te geloven dat heiligheid – zowel die van u als die van mij – erin bestaat om ‘levende stervelingen’ te worden.
Zij nodigt ons in het hart van onze broosheid uit om dit leven in ons te verdiepen, om grootse mensen te worden: dat is de weg van de zaligsprekingen. Doorheen de eeuwen heeft een menigte mannen en vrouwen deze weg van de zaligsprekingen gevolgd. Elk van hen heeft op een eigen wijze dit ja aan het leven herhaald. Ze hebben ingestemd met het leven zoals het hen gegeven werd, met al zijn noodwendigheden. Deze mannen en vrouwen, van vroeger en nu, noemen we ‘heiligen’. Ze hadden de bedoeling om doorgeefluik te zijn: ze reikten licht aan in de schaduwzone van het leven. Ze toonden hun broosheid, zodat ze konden getuigen dat hun kracht van elders kwam. Deze mannen en vrouwen hebben ons getoond dat onze wereld, die zo hard en gewelddadig kan zijn, zich niet laat herleiden tot zijn onmenselijkheid, zijn absurditeit vaak. Ze zijn eenvoudigweg grootse mensen geweest. En hun voorbeeld nodigt ons uit om zonder aarzelen de buitengewone weg van de zaligsprekingen te gaan, om ons niet te laten opsluiten in het werelds streven naar steeds maar meer presteren en succes tegen elke prijs. Ze hebben begrepen dat heiligheid binnen ieders bereik ligt en uiteindelijk hierop neerkomt: de buitengewone moed opbrengen om de broosheid te beleven in het gewone van elke dag. Deze bijzondere mensen, dat zijn ook u en ik, wanneer we in de krachten die ons neerhalen het leven zelf naar boven weten te halen.
De zaligsprekingen tonen ons dus dat niet de hoop op een ander leven, maar de moed om het eigen leven anders te leven, onze toevlucht is. Daarom heeft heiligheid niets te maken met moraal of geloof. Heiligheid is bovenal de mogelijkheid om in te stemmen met het leven, met het verwelkomen van het onvervulde, het onvoltooide, opdat, te midden van deze gebreken, Gods Geest zou kunnen weerklinken en zijn werk voltooien.
In onze prestatiemaatschappij, die de uitslovers waardeert en succes voorstelt als het ultieme geluk; worden de zaligsprekingen vaak gezien als het tegendeel van hedendaagse waarden. Maar op subtiele wijze zeggen ze ons dat er altijd de mogelijkheid is om te groeien, wat ook onze leeftijd of levensverhaal is. Bovendien, het woord dat het evangelie gebruikt voor ‘zalig’ laat zich ook vertalen als ‘op weg’ ‘op stap’, ‘vooruit’. Ja, op weg de kleinen, zegt het evangelie. Op weg, jij die de leegte en het gemis verwelkomt, je zal alles als geschenk zien. Vooruit, jij die tranen schreit, ze zullen voor jou het water van een nieuwe geboorte zijn!
Op weg, rouwenden, op weg, wanhopigen, op weg, vervolgden!
Het gaat er niet om het lijden te verheerlijken, maar om te durven bevestigen dat in alles wat twijfelachtig is in ons, er altijd de mogelijkheid is vooruit te gaan, te stappen, meer leven en vertrouwen in het menselijke te hebben. Zelfs uit de meest dodende krachten die op onze weg komen, zal het geluk ontspringen. Zie, dat is de echte heiligheid en de diepe zin van Allerheiligen: voluit dit geschenk van het leven, deze gave van God beleven, om uiteindelijk te sterven na voluit geleefd te hebben en niet geleefd te hebben alsof je al dood was.
Laten we daarom niet meer de dood in het Leven brengen, zoals met Halloween, maar het Leven verwelkomen te midden van ons sterfelijk bestaan. Als dit zo is, dan zullen de zaligsprekingen niet meer kenmerkend zijn voor gelukkigen, maar voor zwakken! Maar ze zullen daar zijn om ons de moed te geven om verder te gaan, tegen alles in. Ze zetten ons op weg, niet naar een geluk dat er zou zijn om ons te overweldigen – maar op een weg van nederigheid en gemis waar God kan binnen komen met zijn tederheid.
Daarom richten de zaligsprekingen zich tot elk van ons en kunnen ze van ons grootse mensen maken. Want Gods bedoeling is dat wij heiligen zijn, gelukkig in ons leven dat vaak zo weinig voorstelt in onze ogen, maar nooit voor de blik van God. Amen.