En hij zei: “Jezus, denk aan mij, wanneer Gij in uw koninkrijk gekomen zijt.” Over deze bekeerde dief zijn vele legendes geschreven. Een van die legendes maakt van hem een soort Robin Hood (= Hoed) die stal van de rijken en de vergaarde buit herverdeelde onder de armen in de streek. Maar de mooiste van al die legendes is ongetwijfeld de volgende: bij de vlucht naar Egypte, aan het begin van Jezus’ leven, werden Jozef, Maria en Jezus aangevallen door een bende rovers. De zoon van de roverhoofdman stond versteld van de goedheid die het kindje Jezus toen al uitstraalde, weigerde hen aan te vallen en besloot zo de hele familie te redden. Terwijl hij het kind op zijn arm droeg, zei hij tot hem: “gezegend kind, als ik op een dag om jouw erbarmen smeek, herinner je je mij dan, en vergeet dit moment niet”. De legende vertelt ons dat het deze jonge rover is die zich bekeerde op Golgotha. Deze keer is het Christus die hem redt. Hij was hem niet vergeten.
Op deze laatste zondag van het liturgisch jaar vertel ik jullie graag deze mooie legende, gewoonweg om jullie te zeggen, simpelweg, dat er altijd tijd is, zelfs in apocalyptische tijden. Tijd waarvoor? vraagt u zich allicht af. Tijd om tot bekering te komen. Het is nooit te laat wat God betreft. Langs de etappes van ons leven hebben wij misschien soms de indruk dat we treden gemist hebben, dat we aan gelegenheden voorbij zijn gegaan of dat bepaalde gelegenheden zich nooit hebben voorgedaan. Was het uit vrees, door een gebrek aan moed, door verblinding, door te veel andere beslommeringen? Aan ieder van ons om hierop te antwoorden in de stilte van z’n hart. En we kunnen er spijt van hebben, ons leven had zonder twijfel een geheel andere wending kunnen nemen. Zoals een filosoof al zei: we baden nooit tweemaal in hetzelfde rivierwater. Dit lijkt waar te zijn voor dit leven, maar voor God – althans volgens het Evangelie van vandaag – liggen de zaken toch enigszins anders. Nooit zijn we voor hem te oud. Zolang er nog levensadem is in ons, zelfs tijdens onze allerlaatste seconde hier op aarde, is er nog tijd om ons tot Christus te keren. Alsof Jezus ons zegt: zolang er leven is, is er hoop. En wat voor een hoop: “vandaag nog zult gij met Mij zijn in het paradijs”.
Laten we dus nooit de hoop verliezen, noch voor onszelf, noch voor diegenen die ons omringen, er kan nog van alles gebeuren, zelfs op het allerlaatste moment, zo houdt Jezus ons voor. Bekering komt niet op bestelling. We kunnen ons altijd laten verrassen om eens in dat beloofde paradijs te leven.
Over dit paradijs weten we zo goed als niets, behalve dat het teruggaat op een Perzisch woord dat betekent “tuin omringd door een muur”. Wanneer de Perzische vorst aan een van zijn onderdanen een speciale eer wilde verlenen, dan stelde hij hem aan tot “tuingast”, dat wil zeggen dat deze persoon werd uitgekozen om samen met de vorst door de koninklijke tuinen te wandelen. Wat een eer, wat een puur geluk om die enkele momenten te kunnen doorbrengen met de koning en hem van persoon tot persoon te ontmoeten. Een koninklijke traditie uit Perzië, ditmaal omgezet in een koninklijke uitnodiging van Godswege. Christus-Koning, die we vandaag vieren, roept ons, vanop onze eigen kruisen, om op een dag bij Hem te zijn in zijn Rijk. Zo nodigt Jezus ons uit tot iets dat nog groter is dan het eeuwig leven. Hij belooft ons om zijn goddelijke weg voor de eeuwigheid samen met hem te bewandelen. Hij maakt ons tot zijn eigen “tuingasten”, hij maakt van de wandeling in het paradijs een voortdurend drinken van de bron van goddelijk leven waartoe wij allen zijn uitgenodigd. Met recht en rede kunnen we ons afvragen hoe we zulke eer kunnen verdienen. Heel eenvoudig: ons kerende naar Jezus, door een innerlijke weg van bekering af te leggen waarbij we hem ten volle als Gods Zoon erkennen. Dan zullen wij in koor tot Hem kunnen zingen: “Jezus, denk aan mij, wanneer Gij in uw koninkrijk gekomen zijt.” Amen.