Het was pas ná de dood van Jezus dat voor zijn volgelingen ten volle duidelijk was geworden wie hij geweest was en wat hij betekend had. Wie was die gedreven man? Wie was die liefdevolle figuur? Wie was Jezus nu eigenlijk geweest? Na zijn dood hebben zijn volgelingen gesproken over wat ze beleefd hebben met hem. Ze hebben samen herinneringen opgehaald aan wat hij voor hen en voor zovele mensen had gedaan. Ze hebben zijn uitspraken terug opgediept. En vooral: ze hebben elkaar verteld hoe sterk de figuur van Jezus hun leven op dat moment verder inspireerde. Welnu, de herinnering aan die fantastische belevenissen met Jezus hebben de evangelisten, jaren nà de feiten, vastgelegd in hun evangelies, ten dienste van de eerste christelijke gemeenschappen. Niet als een exacte droge geschiedschrijving, maar als een enthousiaste vertelling om te begeesteren. En de rode draad die door dat enthousiasme loopt, is onmiskenbaar: Hij is de Messias. Hij is Zoon van God. Hij leeft.
Bekijken we nu even in detail het verhaal dat we gehoord hebben in het evangelie van vandaag. In aansluiting met wat ik zojuist zei, zijn ook de verhalen over de herkomst en de geboorte van Jezus, die we kunnen lezen bij Matteüs en Lucas, ontstaan lang nadat Jezus was gestorven. In feite zijn ze een antwoord op een door de Joden verspreid gerucht dat Jezus een bastaard was, verwekt tijdens een verkrachting van Maria door een Romeinse soldaat. Matteüs weerspreekt dat gerucht aan de hand van zijn prachtige vertelling. Ze wordt ingeleid met het zinnetje: de herkomst van Jezus Christus gebeurde als volgt. En dan vertelt Matteüs hoe volgens hem de vork in de steel zit. Laten we even proberen in zijn vertelling te kruipen.
Het jonge meisje Maria is verloofd met Jozef. De verloving destijds was de periode tussen de huwelijksovereenkomst van beide families en de dag dat het meisje haar intrek nam bij haar man. Dat is op het platteland in Palestijnse families nog steeds het geval. Tijdens de verlovingstijd blijkt Maria zwanger te zijn. Er wordt onmiddellijk bij gezegd: ‘zwanger uit de heilige Geest’. Matteüs ontkent hier niet dat de herkomst van Jezus buiten het wettelijk-normale ligt. Hij is zeer duidelijk daarin. Jezus is buitenechtelijk. Punt. Maar door te zeggen ‘zwanger uit de heilige Geest’ legt hij het accent elders dan een louter fysieke toedracht. Verhalenderwijs wil hij uitbeelden hoe de mensen Jezus hebben ervaren, hoe wij Jezus kunnen ervaren: als een ‘geschenk uit de hemel’. Als wij als gelovigen ons kind een ‘geschenk uit de hemel’ noemen, denken wij niet op de eerste plaats aan de fysieke kant van de verwekking. Neen wij drukken uit dat wij ons kind ervaren als een godsgeschenk, als een genade, als een zegen, als een nieuw leven door God gegeven.
In het geval van Jezus echter is het accent vrij vlug verschoven en werd de nadruk eerder gelegd op het fysieke aspect van Jezus herkomst en de fysieke maagdelijke situatie van zijn moeder Maria vóór, tijdens en na de geboorte. Matteüs echter is geworteld in zijn joodse religieuze traditie. Hij kent de verhalen van onvruchtbare vrouwen die door tussenkomst van God een kind ter wereld brengen op moeilijke momenten voor Israël. Hij kent ook de verhalen over grote Griekse keizers en helden die uit het samengaan van een maagd en een godheid geboren worden. Hij kiest dus een dergelijk verhaal om iets diepers uit te drukken, namelijk dat Jezus hét geschenk uit de hemel bij uitstek is.
De arme Jozef is zich van dat alles niet bewust. Maar hij is een rechtvaardige, dat betekent: hij is iemand die leeft zoals God het wil. En blijkbaar ziet hij zijn toekomstige vrouw zo graag dat hij haar zwangerschap, en dus haar echtbreuk, niet wil wreken en haar juridisch wil aanbrengen, maar hij durft ook niet met haar te trouwen. Dan nog liever in stilte van haar scheiden. Dat is echter op zich ook al erg, want zo’n scheiding kan in de toekomst niet geheim blijven en zal hoe dan ook Maria in opspraak brengen. Hoe uit die impasse geraken?
We zijn geneigd te denken: asjeblief, God, laat die twee niet uit elkaar gaan. Laat Jozef toch het vaderschap op zich nemen. Dan wordt Jezus in het huis van David geboren én wordt hij omringd en opgevoed met een tedere ouderlijke zorg van een papa en een mama die elkaar innig liefhebben. Wij mogen dat wel wensen, maar daartoe moet Jozef over de streep getrokken worden. En dat gebeurt door een droom, zoals in zoveel gelijkaardige verhalen uit de joodse traditie. Een engel legt aan Jozef uit welke diepere betekenis achter de toekomstige geboorte van Maria’s zoon steekt. Hij geeft die uitleg door te verwijzen naar de profetie van Jesaja uit onze eerste lezing. En tegelijk vraagt hij Jozef uitdrukkelijk te trouwen met Maria, niet onmiddellijk gemeenschap met haar te hebben en de naam ‘Jezus’ aan het kind te geven. Jezus, God redt. Jozef beantwoordt de droom positief. Hij doet wat de engel hem vraagt.
Wat zegt zo’n oud verhaal nu voor ons? Doorheen die wonderlijke vertelling worden we vlak voor Kerstmis nog eens goed ingeprent wie er geboren gaat worden. Een kind dat God dichterbij zal brengen, een kind dat als volwassen man ons zal leren welke de diepste zin is van het leven, een kind dat steeds beter op zijn Vader in de hemel zal gelijken. Een mens die in praktijk zal brengen dat wie zijn leven verliest, het zal het vinden, en wie zijn leven vindt het zal verliezen. En nu, op naar Kerstmis. Amen. Op vader