Net zoals het kerstverhaal heeft ook dit verhaal van de tocht der astrologen aanleiding gegeven tot allerlei volkse fantasie. De astrologen werden koningen die na enige tijd ook een naam kregen: Caspar, Melchior en Balthazar. Ze hadden de drie huidskleuren: wit, geel en zwart en vertegenwoordigden zo de toen bekende werelddelen. Men kende zelfs hun leeftijd: 20, 40 en 60 jaar want ze vertegenwoordigden de drie leeftijden van de man (jeugd, volwassenheid en ouderdom). Hun initialen CMB werden ook de afkortingen van: “Christus Mantionem Benedicat” ‘Moge Christus dit huis zegenen’, tekens die tijdens dit feest met krijt op de deurpost werden geschreven om bescherming af te smeken. Op de vooravond van het feest werd water gewijd dat een bijzonder genezende kracht bezat, enz. Het is op zichzelf een studie waard hoe volksgeloof de diepere betekenis van een feest ombuigt naar magische bescherming tegen kwade krachten en strijd tegen ziekte en dood. Heel begrijpelijk want het zijn bekommernissen die dichter op het vel zitten dan diepe theologie.
Mattheüs echter wilde met dit verhaal zijn geloof uitdrukken en de gemeenschap oproepen om in dat voetspoor te gaan: de Morgenster die de Redder is voor alle volkeren is over ons opgegaan. Misschien maakte hij gebruik van een historisch feit: toen keizer Augustus werd geboren was een bijzonder heldere ster te zien geweest en was een groep astrologen op weg gegaan om deze godenzoon te begroeten. De macro- en microkosmos vormden immers een ondeelbare eenheid waardoor je kon begrijpen dat een grote, heldere ster wees op de geboorte van een uitzonderlijk kind. Mattheüs gebruikt dit bekende vertelmotief om zijn visie op Jezus als de Christus te verwoorden. Jezus bracht niet alleen voor deze of gene persoon inzicht in het leven, Hij werd ook een licht voor alle volkeren. Overal ter wereld, wat ook de culturele of religieuze achtergrond ook is, heeft de boodschap van Jezus een belangrijke inbreng, aldus Matteüs. Het verhaal van de magiërs is dus een evangelische midrasj, geen feitenverhaal, maar een gelovige verwerking van Jezus’ leven door een Joodse bekeerling. Het beschrijft hoe heidense kennis en inzicht in de heilige Schrift kunnen samengaan. De magiërs spreken vanuit hun ‘wetenschappelijke kennis’ over de geboorte van een uitzonderlijk iemand en de Schriftgeleerden weten dat de verwachte Messias in Bethlehem zal geboren worden. Het verhaal beschrijft de goedgelovigheid van de astrologen (misschien bedoelde hij zelfs de naïeve goedgelovigheid van de heidenen) tegenover de sluwheid en machtshonger van Herodes. Mattheüs had er meer dan genoeg van en beschrijft de geboorte van een heel ander type leider zoals hij die leerde kennen. Jezus van Nazareth werd tot een licht voor alle volkeren, in Hem was Gods liefde voor de aarde en haar mensen zichtbaar geworden.
Het is een geloof dat gemakkelijk misbruikt kan worden, want al vlug ging men zich de vraag stellen of ook buiten Jezus heil op aarde kon komen en hoe het christendom zich tegenover andere godsdiensten diende op te stellen.
Daarmee brengt Matteüs ons bij de kern van dit verhaal, tegelijk ook een vraag om te overwegen: hoe kon deze Jezus van Nazareth heil zijn voor alle volkeren? Gaat het om de pretentieuze idee dat alleen het christendom de ware godsdienst is, de ware schaapsstal waar je alleen langs de deur, Christus, toegang toe hebt?
In zijn bijzonder boek Mensen als verhaal van God schrijft E. Schillebeeckx:
Er is meer religieuze waarheid in alle godsdiensten samen dan in één afzonderlijke godsdienst, wat ook geldt voor het christendom. (p. 185)
God is groter dan zelfs Zijn hoogste, beslissende en definitieve zelfopenbaring in de mens Jezus. (p. 140)
Wat bedoelde Schillebeeckx met deze moedige, tot bescheidenheid aanzettende uitspraken? Moeten we dan de evangeliën sluiten en vervallen in een afgevlakte onverschilligheid? Bracht deze Jezus van Nazareth, deze concrete, door zijn geschiedenis en omgeving getekende persoon een boodschap enkel voor zijn eigen volksgenoten geldend of voor heel de wereld?
Mijn antwoord (te kort en ongenuanceerd vanwege de beperking van een homilie) is: voor heel de wereld. Jezus toont in zijn aardse optreden dat er universele waarden zijn waar geen enkel humanisme, christelijk of atheïstisch, buiten kan. Daarbij getuigde Jezus van een op mensen en op de geschiedenis bedachte liefdevolle God, iets dat in de waaier van godsdiensten een kritisch punt is omtrent waarheid. En tenslotte belijden we door ons geloof in de verrijzenis dat God zelf dit concrete leven bevestigde als een waarheid omtrent Hem (Haar). De waarheid van het christendom is echter niet de enige. Er zijn meerdere vensters op God. Anderzijds hebben ook wijzelf, net als Jezus, onze concrete geschiedenis waar we niet bovenuit raken. Hoe open en ontvankelijk ook, toch blijven we Westerse mensen, getekend door een christelijke cultuur en dus blijft het Tibetaans Boeddhisme, het ruim denkende en vredevolle Hindoeïsme en het Soefisme van de Islam ons uiteindelijk vreemd, alhoewel we er veel van te leren hebben. Tegelijk heeft ons christendom een belangrijke kritiek op alles wat tekort doet aan het humanum. Als de Azteken dachten dat elke dag een levend hart aan de godheid moest gebracht worden om zijn woede te stillen, dan heeft het christendom daarop kritiek. Geloof en de ontplooiing van de menselijke persoon mogen niet tegenover elkaar staan. Precies in die unieke verbinding van Godsverbondenheid en zorg om de wereld schuilt de universaliteit van deze boodschap. Daarom kon en kan Jezus een licht zijn voor alle volkeren.