Als het over het rijk Gods gaat, dan wil Jezus dat iedereen er bij hoort. Dat horen we vandaag bij de evangelist Matteus. Zebulon en Naftali zijn twee stammen aan de rand van de joodse gemeenschap. Ze zijn meer geïnteresseerd in lucratieve handel met de koopvaardijschepen die langs hun kusten voeren dan ze begaan zijn met religieuze zaken. Jezus wil hen er ook bij wanneer hij het rijk van God aankondigt.
Ook Paulus probeert de geloofsgemeenschap die hij heeft gesticht in Korinthe samen te houden. We horen hoe hij de handen vol heeft met de ruzie die er heerst. Vier partijen met elk hun eigen gevierde voorganger. Hij herinnert er aan dat allen toch dezelfde bezieling delen, dat Christus de centrale figuur is die de gemeenschap samenbrengt. Paulus is een en al gedrevenheid om de geest van verbondenheid en samenhorigheid de bovenhand te gunnen. Banale partijzucht kan toch overwonnen worden door een gedeelde gezindheid. De geest van Christus is namelijk in allen werkzaam. In ieder op een eigen manier maar toch gedragen door eenzelfde inspiratie. Paulus is er vol van.
Vanzelfsprekend is dat niet. Paulus is namelijk geboren en getogen in de joodse traditie. Het is er bij hem ingedramd dat de beleving van joodse wet voor alles gaat. Paulus heeft zich die strenge beleving eigen gemaakt. Het is dus ook begrijpelijk dat hij aanvankelijk absoluut niet gelukkig is met die nieuwe beweging van volgelingen van Jezus. Het past helemaal niet binnen zijn strenge joodse levensstijl. Hij vindt haar zelfs aanstootgevend en wil haar het liefste van al doen stoppen, desnoods met geweld. Met de zegen van de joodse hogepriester gaat hij naar Damascus om de aanhangers van Jezus daar bij de kraag te vatten. Ze verdienen niets beter dan de gevangenis, want ze maken de joodse identiteit kapot. Maar dan, onderweg, overvalt hem een nieuw inzicht. “Gij zult niet doden” had hij geleerd. “Gij zult uw vijanden niet naar het leven staan” Maar dat was hij nu juist aan het doen. En nu gaan zijn ogen open dat de volgelingen van Jezus niets liever willen dan de liefde centraal te stellen. Niet de wet. Het is voor Paulus een scharniermoment in zijn leven.
Paulus wil zijn geloof uitdragen naar de rest van de wereld. Hij is en blijft jood met alle respect voor die traditie. Maar hij is ook christen. Blijkbaar kan dat. Dat mensen langs verschillende wegen God zoeken. Joden en christenen. Het één hoeft het ander niet uit te sluiten. Dat maakt Paulus ook mee wanneer hij zich waagt in de Griekse cultuur. Het is een hele onderneming. Paulus wil respect opbrengen voor deze cultuur. Een cultuur waarin zoveel filosofische wijsheid te vinden is. Hij staat er voor open, en hij zal zelfs Griekse filosofen citeren omdat zoveel waarden gemeen hebben met Paulus en Jezus.
Misschien mogen we hierin een voorzet zien van een openheid van verschillende geloofsovertuigingen jegens elkaar. We zijn ons bewust geworden dat niemand dé waarheid bezit. Dat geldt voor alle religies en levensvisies. Op veel verschillende wijzen zijn mensen op zoek naar waarheid. Het is onvermijdelijk dat mijn waarheid de waarheid is die ik vanuit mijn raam waarneem. De dialoog met andere godsdiensten helpt me juist ontdekken dat er andere vensters zijn, andere perspectieven. We hebben allemaal een gedeeltelijk beeld van de werkelijkheid. Mijn eigen venster beslaat niet alléén de volledige werkelijkheid. Eigenlijk is het absurd dat te denken. Vanuit het venster van de ander zie ik een stuk van de werkelijkheid dat ik eerder niet zag. Empathie kan leiden tot interesse in de ander en zijn standpunt. Samen zien we méér. Dit betekent zeker geen versmelting van religies tot een soort overkoepelende universele religie. Integendeel. Het zou een jammerlijke vervlakking zijn van de rijkdom die in elke visie aanwezig is.
De uitdaging lijkt dan hoe we te midden van deze religieuze veelheid een eigen identiteit kunnen beleven, zonder ons af te sluiten voor de rijkdom van de ander. Zo heeft Paulus het ons voorgeleefd.