Na de zaligsprekingen volgen twee aansporingen: “Jullie zijn het zout van de aarde” en “Jullie zijn het licht voor de wereld.” De vergelijkingen met het zout en het licht vinden we ook in de evangeliën van Marcus en Lucas. Ze gaan terug op de vroegchristelijke prediking. Waarschijnlijk horen we in deze woorden Jezus zelf aan het woord.
Wat zout en licht betekenen is voor ons nog duidelijk. Een snuifje zout geeft extra smaak aan ons voedsel en we weten dat vlees en vis vroeger gepekeld werden om ze langer te bewaren. Als Jezus zijn leerlingen het zout der aarde noemt, spoort hij hen aan om zijn boodschap te bewaren en met die boodschap smaak te geven aan de gemeenschap. Mensen die geen zin kunnen geven aan hun leven, vertoeven in diepe duisternis. Aan die mensen moeten de leerlingen smaak en licht brengen. Het licht moet duidelijk zichtbaar zijn, zoals een stad op een berg van ver zichtbaar is. Zoals een lamp op een standaard wordt geplaatst om het hele huis te verlichten, zo moet de boodschap over heel de wereld verkondigd worden. Het licht moet ook concreet worden. Jezus zegt: “Zo moet jullie licht schijnen voor de mensen, zodat zij jullie goede daden kunnen zien en eer bewijzen aan jullie Vader in de hemel.”
Zout der aarde, licht van de wereld, stad op de berg en lamp op de kandelaar. Met deze aansporingen geeft Jezus een zware opdracht, maar spreekt hij tegelijkertijd een groot vertrouwen in zijn volgelingen uit.
Christenen moeten niet alleen met woorden, maar vooral met daden getuigen. Jezus geeft hier geen lijstje van goede daden. Als je het aan Jezus of Matteüs gevraagd had wat je moet doen hadden ze waarschijnlijk geantwoord met een citaat uit de laatste hoofdstukken van Jesaja. Het joodse volk is uit ballingschap teruggekeerd en moet de gemeenschap terug opbouwen. Jesaja beantwoordt vragen over het vasten: “Dit verwacht de Heer van ons: je brood delen met de hongerige, onderdak bieden aan armen zonder huis, iemand kleden die naakt is, je bekommeren om je medemensen.” Hierbij gebruikt Jesaja ook de vergelijking met licht dat straalt in de duisternis: “Dan breekt je licht door als de dageraad”, “Dan zal je licht in het donker schijnen, je duisternis wordt als het licht van het middaguur.”
Zout en licht zijn voor de wereld is een zware opdracht. Dit wordt maar al te duidelijk als je de zaligsprekingen leest in het evangelie van Lucas. Matteüs en Lucas hebben uit eenzelfde bron geput om hun evangelie te schrijven, maar Lucas is bondiger en directer, misschien staat zijn versie dichter bij de prediking van Jezus. Lucas geeft slechts vier zaligsprekingen waarop een viervoudig wee volgt. Laten we even luisteren naar de eerste zaligspreking en haar omkering:
Gelukkig jullie die arm zijn, want voor jullie is het koninkrijk van God.
Maar wee jullie die rijk zijn, jullie hebben je deel al gehad.
Voor Lucas is armoede heel concreet en ze staat in schril contrast met rijkdom. Moeten we de zaligspreking over de armoede, zoals Lucas ze optekende, niet ernstiger nemen?
Armoede tast de waardigheid van mensen aan, daarom moeten we armoede bestrijden. De armoede uit de wereld helpen is een gigantische taak. Organisaties, professionelen en vrijwilligers zetten zich hiervoor dagelijks in. Terecht krijgt het armoedeprobleem veel aandacht. Maar we moeten ons ook vragen stellen over rijkdom. Rijke mensen kunnen zich veel permitteren en verbruiken daardoor veel grondstoffen en energie en verhogen daardoor de uitstoot van broeikasgassen. In tijden van klimaatverandering moeten we beseffen dat rijkdom gemakkelijk leidt tot buitensporig gedrag. Traditioneel wordt matigheid gezien als een deugd die het individu tegen zichzelf beschermt. Matig en zorgzaam omgaan met de rijkdommen van ons gemeenschappelijk huis, komt iedereen ten goede. Matigheid is een sociale deugd.
Bronnen:
Peter Schmidt, Ongehoord, Christen zijn volgens de Bergrede
Ingrid Robeyns, Rijkdom. Hoeveel ongelijkheid is nog verantwoord? Dit boekje inspireerde me voor de laatste alinea.