Het rommelt al enkele hoofdstukken in het evangelie van Johannes. De Joden zijn er op uit om Jezus te doden, ook wie vrijuit over Hem spreekt, vreest represailles. De spanning is te snijden.
Na een eerdere genezing van een man die al achtendertig jaar lam was, geneest Jezus opnieuw een langdurig zieke -blind van bij de geboorte- Hij doet dat weer op sabbat en opnieuw met duidelijke afwijzing van de band tussen ziekte en zonde. Evangelist Johannes wrijft het er nog eens goed in: het wettisch optreden van de Farizeeën staat lijnrecht tegenover Jezus’ bevrijdend optreden.
Op het eerste zicht vertelt Johannes een wonderverhaal volgens het gekend literair stramien in de eerdere evangeliën. Maar schijn bedriegt.
Vooreerst werkt Johannes het vertrouwde korte vertelkader uit als een filmscript. Hij stuurt de man naar de Siloamvijver om zich te wassen en merkt fijntjes op dat Siloam ‘gezondene’ betekent. Een goed verstaander herkent Jezus als de gezondene, de verwachte Messias.
Maar de genezene en de farizeeën reageren heel verschillend.
De blindgeborene wordt op verschillende fora ondervraagd over zijn genezing. Bij de buren antwoordt hij nog dat het ‘een zekere Jezus’ was. Bij de Farizeeën noemt hij Jezus eerst een ‘profeet’ en wanneer zij Jezus een zondaar noemen antwoordt hij: ‘als die man niet van God kwam, had Hij dat nooit gekund’. Tot slot erkent de ziende Jezus als de ‘Mensenzoon’. Stap na stap kunnen we zijn kijk op Jezus volgen: ‘een zekere Jezus’, ‘een profeet’, ‘een man van God’, ‘De Mensenzoon’. Voortschrijdend inzicht noemen we dat vandaag. De blinde werd ziende, helderziende zelfs, in meer dan één betekenis, .
Bij Farizeeën daarentegen groeit de ontkenning, het niet willen weten, het niet kunnen zien: Hij kan niet van God komen want Hij onderhoudt de sabbat niet, Hij moet een zondaar zijn. Johannes portretteert de Farizeeën als halsstarrig en ziende blind.
In dit verhaal tuimelen we over het woordenspel van licht en duisternis, zien en niet zien, weten en niet weten.
Onwillekeurig doet het denken aan optische illusies waarbij in eenzelfde beeld twee of meer verschillende beelden aanwezig zijn: de vaas van Rubin, Freud of de naakte vrouw, de eend of het konijn, de oude vrouw of haar dochter, enz. Om een ander beeld te kunnen zien moet je minstens even afstand nemen of met de ogen knipperen. Het loslaten van het vertrouwde laat een totaal andere werkelijkheid zien.
Johannes schrijft geen klassiek wonderverhaal. Hij vertelt ook over het niet willen of niet kunnen zien van de werkelijkheid omdat men het eigen groot gelijk niet kan loslaten, omdat men zich wentelt in cynisme, omdat men de relativiteit van de eigen positie niet ziet, omdat men verblind is door angst of door de machtspositie die visie en perspectief ontbeert…..
Zoals Johannes de joodse leiders en Farizeeën tekent, lijken ze ontspoord. De Thora werd een doel op zich, zonder het bijbels perspectief van een wereld in vrede en gerechtigheid waar mensen in waardigheid samenleven.
Wie door Gods visioen ziende wordt gemaakt, erkent de eigen blinde vlekken. In die erkenning, dat inzicht, begint de genezing en liggen aanknopingspunten voor ons vandaag. Waar zijn we blind? Wie opent ons de ogen? Waar zien we processen die duisternis keren in licht voor alle betrokkenen?
Twee mogelijke voorbeelden.
Het westers groeimodel is belastend voor mens en milieu. Dat is geen mening maar een feit. De vastenactie Broederlijk Delen stelt die eenzijdige kijk in vraag. Ze doet dat niet alleen theoretisch maar gaat letterlijk kijken en vooral goed luisteren hoe mensen in de niet-westerse, niet-witte wereld denken en handelen ten aanzien van de grote vraagstukken rond voedselvoorziening, participatie, duurzaamheid, …. In wederzijds partnerschap worden getuigen op inleefverblijf in ons land uitgenodigd om kennis met ons te delen. Omgekeerd gaan witte mensen ook ginds op inleefverblijf om partnerschap te oefenen. Broederlijk Delen is een levende getuige van voortschrijdend inzicht. Het gaat niet langer om delen van overvloed maar om het werken aan systeemverandering die alleen via wereldwijd en gelijkwaardig partnerschap gerealiseerd kan worden. Het luisteren en zien van andere mogelijkheden leidt tot gezamenlijk gedragen visieontwikkeling en perspectief voor de aarde en haar bewoners.
Ook het synodaal proces wereldwijd is een oefening in anders kijken en licht ontwaren.
Voor mensen die kerk met begrippen als gezag en ambt associëren is het synodaal gesprek een moeilijk gesprek dat weerstand oproept en in termen van ‘verlies’ wordt gevoerd. Voor wie communio al jaren oefent, is het een zegen.
Voor sommigen is het besef van een wereldkerk met al haar variaties in theologie en beleving een overdonderde eyeopener. Verschil zien, de eigen beperkte visie in tijd en ruimte erkennen en inzetten op eenheid in verscheidenheid is een opdracht die nog maar pas is gestart.
Moge Gods Licht de blinde vlekken in de wereld aanraken en ons helderziend maken voor wegen van vrede en gerechtigheid.