Het verhaal uit het Johannesevangelie over de opwekking van Lazarus is – op zijn zachtst gezegd – confronterend. Het laat de luisteraar beduusd achter, met méér vragen dan hij of zij al had over Jezus’ wonderen. Onze spontane moderne reactie is steeds: hoe moeten wij, hoe kunnen wij dergelijke verhalen verstaan? Wat willen ze ons meedelen? Vandaag horen we werkelijk een van de strafste vertellingen van Johannes: niet een genezing of een natuurwonder, maar de opwekking van een dode. De ongeloofwaardigheid stijgt ten top. Ja, waarom vertelt de evangelist ons dat?
Om daar een antwoord te kunnen op geven is het goed na te gaan waarom de auteur van het vierde evangelie zijn boek heeft geschreven. Hij formuleerde zelf zijn bedoeling: “Dit boek is geschreven”, zegt hij, “opdat gij moogt geloven dat Jezus de Messias is, de Zoon van God, en opdat ge door dit te geloven, leven moogt hebben in zijn naam.” Duidelijker kon Johannes niet zijn. Hij belijdt in zijn evangelie zijn eigen geloof in Christus, en hij wil andere mensen, hij wil ons tot dit geloof voeren. Ik wil hier even blijven bij stilstaan, omdat velen onder ons zich daarin herkennen. Je vindt het christelijk geloof erg belangrijk voor jouw persoonlijke leven. Je leeft ervan. Maar als je eigen kinderen of kleinkinderen dit geloof niet delen, is dat moeilijk te verteren. Het maakt je zelfs verdrietig. Dat was ook het probleem van de evangelist Johannes. Hij had te maken met de afwijzing van Jezus door zijn omgeving. Johannes, en de eerste generaties christenen, waren zo gegrepen door de boodschap en het leven van Jezus, die hun leven radicaal had veranderd, dat zij moesten vechten tegen het onbegrip van hun omgeving.
Voor de leerlingen van Jezus is pas na de verrijzenis van Jezus duidelijk geworden wie deze Jezus eigenlijk was en wat hij voor de mensen betekende. Omdat Jezus in zijn verrijzenis de dood heeft overwonnen, noemde Johannes hem: hét Leven. Hij die ons allen het leven kan geven, het leven in de volle zin van het woord. Die boodschap heeft Johannes het sterkst uitgebeeld in het prachtige verhaal van de opwekking van Lazarus. We moeten het zo zien, meen ik: omdat Johannes zo diep geloofde dat Jezus Christus door de verrijzenis de dood had overwonnen, was hij niet bang om reeds aan de aardse Jezus de macht over de dood toe te schrijven. Willen we het belang van dit verhaal van Lazarus’ opwekking voor ons leven en onze dood op het spoor komen, doen we er dus goed aan het niet als een soort historische reportage te lezen, maar wel als een enthousiaste geloofsoverdracht.
Laten we dan in het verhaal zelf kruipen. Een rijk verhaal. Er zijn namelijk zoveel elementen: dat Jezus niet onmiddellijk naar de zwaar zieke Lazarus gaat, zijn ontroering en wenen bij het graf, de onverbiddelijkheid van de dood – hij riekt al… Ik ga hier kort stilstaan bij twee elementen. Het eerste element gaat over Jezus’ vraag aan Martha: “Ieder die leeft in geloof aan Mij, zal in eeuwigheid niet sterven. Gelooft gij dit?” We zijn zo gewoon eeuwig leven te beschouwen als iets dat enkel na de dood komt. Na ons leven en onze dood, in de hemel, zeggen we dan. Ik hoop daarop, maar tegelijk vermoed ik dat ik tijdens mijn leven al overga van dood naar leven, naar eeuwig leven. En dat eeuwig leven kunnen we in ons leven hier en nu reeds ervaren. Dat eeuwig leven doorstaat ook mijn biologische dood. M.a.w. mijn biologische dood kan daarbij geen spelbreker zijn. Die overgang van dood naar leven tijdens mijn leven heeft alles met geloof te maken, met vertrouwen. En beschouw dit vertrouwen dan ook maar in de meest menselijke betekenis. Weten dat er iemand is waar je altijd terecht kunt en die ook bij jou altijd terecht kan, iemand die jouw vaste grond onder de voeten is, en aan wie jij vastheid schenkt. Iemand die je ten diepste mag geloven. Wederzijds vertrouwen en schenken van leven. Zo kunnen wij Jezus Christus onvoorwaardelijk vertrouwen als Gods trouwe aanwezigheid onder ons: ik zal er zijn voor jou, en dan horen we onze naam – zo spreekt God tot elk van ons, door Jezus heen. Daarop mogen we vertrouwen.
Het tweede element is Jezus’ roep met luide stem: “Lazarus, kom naar buiten!”. Het is bijna de samenvatting van heel de Bijbel, ja van ons leven op sommige momenten. Een bestaande situatie achter jou laten, in beweging komen, naar buiten gaan. Niet blijven vastgeroest zitten in een uitzichtloze toestand. Durf te geloven dat je toekomst hebt, dat je leven hebt. Daartoe moet er een stem zijn die jou roept. Het is Jezus die de dode Lazarus toeroept: kom eruit, kom bij mij, ik ben de verrijzenis en het leven. Als je er niet uitkomt, Lazarus, kan ik voor jou het leven niet zijn. Kunnen we ook daarin de Heer niet navolgen. Elkaar oproepen om naar buiten te komen?
Ik wil op een poëtische manier eindigen. Met de dood voor ogen schreef de Nederlandse priester Han Fortmann: “Wie God eenmaal heeft ontmoet, vindt de vraag naar ‘hiernamaals’ niet interessant meer. Wie geleerd heeft in het hoge Licht te leven, is niet meer gekweld door het probleem of het Licht er morgen ook nog zal zijn. In het hoofd van een kind dat leeft onder de goede zorgen van zijn moeder, komt het niet op te vragen of zijn moeder ook morgen nog wel voor hem zal zorgen.” Amen.