Zalig Pasen. We durven het nauwelijks nog zeggen. Dat dit het feest is van de opstanding, van het nieuwe leven, van de hoop: het lijkt er helemaal niet op. Wat vandaag overheerst is een gevoel van onveiligheid. De wereldvrede is verder weg dan ooit. Dat er geen compromissen worden gesloten veroorzaakt een latente onrust. Onze Westerse samenleving schijnt toch niet zo onkwetsbaar als ons werd voorgehouden.
Het zijn echter niet alleen de grootmachten die onrust veroorzaken. Ook in eigen kring, in eigen land nemen extreme standpunten en meningen steeds meer de bovenhand. Crisissen volgen elkaar op. Niet in het minst maken we ons zorgen over onze kinderen en kleinkinderen. Wat staat hen te wachten wanneer ze hun leven in handen moeten nemen.
Zullen we dan maar de wanhoop laten regeren? Het cynisme? De onverschilligheid? Op dit paasfeest wordt ons door alle evangelisten verteld dat het graf waarin Jezus was neergelegd leeg was. De steen voor het graf is weggerold. Het gaat niet over een of ander mirakel. Niet over een lijk dat levend is geworden. Dat is gewoon naast de kwestie. Telkens weer krijgen de leerlingen een boodschap mee. Een opdracht. Het verhaal over Jezus is niet voorbij. Er is een “verder”. Dat verhaal gaat verder. Dat is de opdracht die de leerlingen meekrijgen. Het verhaal van Jezus uitbazuinen. Daarover gaat die eerste lezing. Jezus’ opstanding is geen fantoom. Geen projectie van een wensdroom dat alle brave mensen later bij hem in de hemel zullen komen. Het gaat er om dat Jezus opstaat in het leven van de leerlingen.
Waar de leerlingen deze opdracht ter harte nemen wordt duisternis doorbroken. Want er zijn vele vormen van duisternis. Duisternis waardoor we overrompeld worden, zoals het wereldgebeuren waar dood en vernieling mensen radeloos maakt. Maar ook de duisternis waarin mensen zich weg stoppen uit angst of als vlucht voor verantwoordelijkheid. Er is een “verder” voorbij de duisternis. Er is licht, hoe bescheiden ook, maar er is licht. Omdat het laatste woord niet is aan de dood: dat zegt ons de boodschap van het lege graf. De macht van de dood is onttroond. Zij heeft niet het laatste woord.
Elke geboorte is daar het levend bewijs van. Nieuw leven maakt mensen blij. Elke pasgeborene straalt licht en vreugde uit. En dat niet eens doordat het iets presteert. Maar gewoon doordat het er is. Ieder kind brengt een boodschap die de duisternis doorbreekt. Het laatste woord is niet aan de dood, de macht, het geld, het aanzien.
Is dit niet allemaal een zoethoudertje om ons stil en braafjes te houden? Of wordt hier iets anders openbaar gemaakt? Een andere waarheid? Inderdaad.
Hier wordt een waarheid openbaar die niet zomaar controleerbaar is. Een waarheid die van een andere orde is dan de feiten die we kunnen vaststellen. Empirisch. Uiteraard hebben de feiten hun waarheid. De penibele toestand waarin de wereld zich bevindt is een feit, niemand kan dat loochenen. Maar er is ook een andere waarheid die niet kan genegeerd worden, ook niet door de waarheid van de feiten. Dat is de kwetsbare waarheid, van de kleine lichtjes die signalen van leven zijn in onze duisternis. Het zijn de dragers van wanhoop die doorbroken wordt, van cynisme dat overwonnen wordt, van onverschilligheid die engagement wordt. Ook dit is werkelijkheid. Dat er bovendien mensen zijn die daarin blijven geloven, ondanks alles.
Dat Jezus gefolterd en gekruisigd werd is een feit. Controleerbaar. 7 april van het jaar 30. Hij werd gedood op instigatie van de religieuze leiders. Na zijn dood zijn er mensen die zijn voorbeeld proberen te volgen. Ze zijn het levende bewijs dat er een “verder” is. De steen van het graf is weggerold. Er is toekomst, ondanks alles. Hij is niet hier, zegt de engel bij het graf, hij gaat u voor naar Galilea, naar de thuisbasis. Daar zal het licht de duisternis verdrijven.