Het geheim van onze verborgen God
Als we bij het beluisteren van de eerste lezing onze pikante fantasie even in toom hielden, hoorden we een verhaal over vergaande gastvrijheid. Het mag dan al waar zijn dat, meer naar het Zuiden toe, gastvrijheid een hoger gewaardeerde burgerdeugd is dan hier in het kille, alles volgens afspraken georganiseerde West-Europa. Toch is er bij het hartelijke logies dat een echtpaar de profeet Elisa aanbiedt, wel een kanttekening te plaatsen.
Profeten zijn, ook reeds in het Oude Testament, dikwijls rare snuiters. En niet alleen door hun gedrag of hun uiterlijke verschijning. Soms werd een profeet door het brede publiek als een heilige man Gods op handen gedragen. Misschien waren de buren wel een tikkeltje jaloers als zo'n bijzonder iemand ergens geregeld over de vloer kwam.
Maar dat kan plots omslaan. Profeten kunnen immers vervelend consequent zijn. Diplomatiek hun mond houden is niet hun sterkste kant. Wat fout loopt in godsdienstbeleving, samenleving of politiek, stellen ze genadeloos aan de kaak. Zulke scherpe kritiek wordt doorgaans niet onder dankzegging geïncasseerd door hen die zich in hun machtspositie aangevallen voelen of van mistoestanden hun graantje meepikken. De aanvankelijk alom gewaardeerde man Gods wordt dan op slag - in het gunstigste geval - een bemoeial, een criticaster – en in minder gunstige gevallen - opgejaagd wild. Op dat moment prijzen de buren zich gelukkig dat zij niet opgescheept zitten met die vreemde snuiter.
Zonder zich af te vragen welk risico ze zich daarmee op de hals haalden, was de profeet Elisa van harte welkom bij die meneer en mevrouw uit het dorpje Sunem. Zoveel onbevangen openheid wordt in de Schrift geapprecieerd. En vaak ook heel uitdrukkelijk gezegend. Hier zelfs met een kind waarvan dat paar een huwelijksleven lang had gedroomd. Want 'geen kind hebben' betekende in joodse ogen: geen toekomst hebben.
Opvallend is de parallel tussen dit verhaal en dat van Abraham en Sarah die ook op hoge leeftijd gezegend werden met een zoon als blijk van waardering voor hun gastvrij onthaal van drie toevallig passerende vreemdelingen, waarvan achteraf bleek dat het ging om God en twee van zijn engelen. De moraal van deze en andere oude bijbelverhalen is duidelijk: in een vreemde kan God naar jou toekomen. En wie zich voor hem (vreemde) [= Hem (God)] openstelt, krijgt toekomst aangereikt.
In onze evangelietekst ligt dezelfde boodschap besloten. Jezus daagt ons uit om voor Hem ruimte te maken in ons leven. Ook Hij was een vreemde vogel. Ook zijn levensstijl beantwoordde lang niet altijd aan de gangbare fatsoensnormen. Anders was Hij nooit op een kruis geëindigd.
Als Jezus om ruimte vraagt, dan vraagt Hij die niet zozeer voor zichzelf maar voor datgene waarvoor Hij staat, nl. het geheim van onze verborgen God.
Het is niet omdat we God eventjes wensen te ontmoeten dat Hij zegt: 'Voilà, hier ben Ik'. God verschijnt niet op commando. Je kunt Hem pas ontmoeten als Hij naar jou toekomt. Het initiatief gaat van Hem uit, dikwijls ongevraagd en onverwacht. Het is dus zaak om de deur van je hart constant gastvrij voor Hem open te houden. Dàt wordt bedoeld in de weerbarstige eerste regels van onze evangelielezing. "Wie van zijn ouders of van zijn kinderen meer houdt dan van Mij, is Mij niet waard" wil niet zeggen dat men familierelaties moet doorknippen om Jezus te kunnen volgen. Het is geen kwestie van òf... òf, maar van èn... èn: "Als Ik, God, bij jou aanklop, dan mag je je eigen vertrouwde wereldje niet als alibi gebruiken om 'niet thuis' te geven, om Mij af te wimpelen met 'Sorry, ik ben druk bezig; ik kan momenteel de deur niet openmaken'". Niet dat je God niet zou kunnen ervaren in je eigen huis, in je gezin of op het werk. Natuurlijk kan dat wel. Maar wie zich in zijn huis, in zijn werk opsluit, afsluit, niet over die grens heen wil kijken, die mist de kans om God, als die ongevraagd en onverwacht aanklopt, te ontmoeten... en dus toekomst aangereikt te krijgen.
Het eerste sleutelwoord van de Godsontmoeting is dus: Hij komt meestal ongevraagd en onverwacht.
Het tweede luidt: God verschijnt versluierd en verborgen.
Ons, simpele aardmensjes, is het niet gegeven om God te aanschouwen van aangezicht tot aangezicht. Onze ogen zijn er niet tegen bestand om Hem in de ogen te kijken. Zijn aanwezigheid is te verblindend. En dus is voor ons God onzichtbaar. Om ons desondanks toch nabij te kunnen komen, schermt God zijn verblindend aangezicht af. Het geheim van onze verborgen God is dat Hij zich vermomt als mens om ons te kunnen benaderen. Dat kunnen vreemde vogels zijn zoals Elisa of Jezus. Dat kunnen ook andere vreemden zijn. Jezus zelf gaf een aantal voorbeelden. Ook in de evangelieteksttekst van vandaag: "Wie één van deze kleinen een beker koud water geeft (…), hem zal zijn loon niet ontgaan". Of elders: "Wat je aan de minsten van mijn broeders hebt gedaan, heb je aan Mij gedaan, en dus ben je welkom in mijn Rijk" (Mt. 25,40.34). Bij voorkeur vermomt God zich dus als een armzalig iemand die schijnbaar toevallig ons pad kruist. Hij identificeert zich bij voorkeur met hen die hulpvragend naar ons opkijken. Als je zulke mensen de hand reikt, druk je de hand van God. Als dat genre mensen bij jou welkom is, is God bij jou welkom. En ben jij welkom bij God.
Marc Christiaens o.p.