Vanaf het prille begin van het christendom tot op vandaag hebben zovele generaties van christenen, overal ter wereld, geprobeerd om de merkwaardige parabel van Jezus over het onkruid tussen de tarwe te begrijpen en in hun leven toe te passen. Ook wij, die Jezus willen navolgen, worden opgeroepen dat te doen. Dat is niet vanzelfsprekend, want de parabel gaat in tegen het gezonde boerenverstand. Letterlijk. Elke boer zal je zeggen dat je wel degelijk het onkruid moet verdelgen om de goede gewassen gezond te laten opschieten. Op welke manier dit moet gebeuren, staat vandaag ter discussie. Maar daar gaan we het nu niet over hebben. In elk geval symboliseren onkruid en tarwe hier het kwade en het goede, het negatieve en het positieve. Ook ons spontaan moreel gevoel zegt ons dat wij het kwaad niet zomaar mogen laten gedijen. Waar zouden we dan uitkomen? En toch gaat de parabel daar blijkbaar tegenin. Laat het onkruid tussen de tarwe staan, kies niet voor de harde en directe uitroeiing van het kwaad. Wees geduldig in de groeitijd. Laat het uiteindelijke oordeel aan God over. Hoe moeten we dat begrijpen?
Precies omdat het kwaad of, meer algemeen het negatieve, ons dreigt te overspoelen, en ook omdat we niet goed weten vanwaar het komt en waarom het er is, proberen wij het zoveel mogelijk van ons af te houden. We leggen het buiten onszelf. De buitenstaander wordt de zondebok. Een vijand zaait het onkruid, de duivel is oorzaak van het kwaad. Of het kwaad is een straf van God voor de onverantwoordelijkheden van de ander. Ecologische catastrofes worden vrijblijvend toegeschreven aan dé vervuiling, zonder het eigen aandeel daarin echt in rekening te brengen. Ik maak mezelf proper, zuiver, door het vuil, de onzuiverheid, in de ander te leggen. Ik maak mezelf wijs dat ik onschuldig en goed ben, terwijl ik de schuld van het kwaad in de ander projecteer. Maar zo simpel is het niet. Het kwade ligt nu eenmaal niet eenzijdig in de ander, en het goede niet eenzijdig in mij. Er is geen tweedeling. Wij allemaal zijn een mix van goed en kwaad.
Als ik echt eerlijk ben, zie ik dus ook het kwaad in mezelf. Jezus roept mij in zijn parabel op om meedogend te zijn ten aanzien van mezelf mét al mijn goed en mijn kwaad en ten aanzien van de ander mét al zijn of haar goed en kwaad. Schrijf niet onmiddellijk af, ruk niet uit, maar geef groeikansen. Leer geduldig te zijn met jezelf en met de ander, blijf jezelf graag zien ook met je kwade kant, en laat elke dag opnieuw jouw goede kant jouw kwade kant genezen. Maak jezelf niet kapot door je enkel op jouw slechte kant te fixeren. Geef jezelf de mogelijkheid om te vallen en op te staan, om te leren van je mislukkingen. Als je dat kunt ten aanzien van jezelf, zal je dat ook ten aanzien van de ander kunnen. En hopelijk kan de ander dat ook ten aanzien van jou. Bemin je naaste als jezelf. Jezus in zijn parabel wijst erop dat je nooit genoeg mededogen en geduld kan hebben. Dat is precies Gods mentaliteit van mededogen, die we zo mooi beschreven vinden in de eerste lezing uit het boek Wijsheid: “Gij God bestuurt ons met goedheid en oordeelt met zachtheid, Gij stemt ons hoopvol, en waar gezondigd wordt, biedt Gij de kans tot inkeer.”
Mededogen – wat een oud woord, zeker niet flashy. Eigenlijk is het net als liefde: het is iets van de wil, iets wat je als het ware aan elkaar belooft, het is: actie ondernemen. Je laat elkaar niet stikken in het kwaad, neen, je belooft elkaar trouw te zijn en elkaar praktisch te helpen en te steunen in de strijd voor het goede, zelfs als dat ingaat tegen onze eigen ‘korte-termijn’ belangen of tegen onze spontane gevoelens.
Belangrijk hierbij is wat men ‘de gulden regel van de godsdiensten’ noemt: doe aan een ander wat je ook aan jezelf wilt gedaan zien. Je mag dat vertalen als: ik vind mijn eigen ‘ik’, mijn ‘zelf’, mijn sociale, etnische, politieke identiteit even belangrijk als dat jij jouw eigen ‘ik’, jouw ‘zelf’, jouw sociale, etnische, politieke identiteit belangrijk vindt. Zouden we best niet eerst luisteren welk belang de ander hecht aan zijn ‘ik’, wat haar geschiedenis is, welk lijden en welke pijn hij of zij heeft te verduren gehad? Waarom iemand zus of zo handelt? Het vraagt ook dat wij ons ‘ik’ niet als een absolute waarde zien, maar dat we ons als het ware naar elkaar moeten schikken.
Bovendien zegt Jezus ons dat we de weg van het mededogen wel móeten inslaan, willen we de kringloop van het kwaad, de spiraal van het geweld doorbreken. Het is een feit dat wanneer kwaad met kwaad vergolden wordt, men opnieuw gaat zoeken om de vergelding te vergelden en zo komt er nooit een einde aan. Jezus zegt dat wij de plicht hebben de zich vermenigvuldigende wraak een halt toe te roepen.
God draagt ons, blijft ons telkens opnieuw groeikansen geven. Daarop mogen wij hopen, nu al en definitief op het einde van ons leven. Onkruid tussen de tarwe. We moeten leren naar elkaar kijken zoals God naar ons kijkt. Het is misschien niet slecht om met al die gedachten in het achterhoofd, tijdens onze vakantie met mededogen naar onkruid te leren kijken. Amen.