19de zondag door het jaar

Auteur: Mark Butaye
Datum: 13-08-2023
Liturgische tijd: Door het jaar
Liturgische jaar: A
Jaar: 2022-2023
1 Kon.19, 9a.11-13a | Rom.9, 1-5 | Mt.14, 22-33

Om te reageren op de preek : Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

Over water wandelen                

Wanneer we de Schrift niet als echte literatuur kunnen lezen zal er ons heel veel ontgaan. Een verhaal kan eventueel berusten op iets wat gebeurde. Het zal vooral echte betekenissen prijsgeven wanneer het onze verbeelding scherpt, een aanvoelen wakker maakt en iets in ons beroert. Matheus schrijft vandaag hoge literatuur. Over een spook. In de wazige ochtendschemering. Het glijdt over het water. En heeft een stem. Ik veronderstel dat hij niet anders kon schrijven dan op deze wijze. In iedere geval vermijdt hij een gesneden boterham en betekenissen als gebetonneerde clichés.  

We gaan dus over water wandelen. Hoe heerlijk moet dit aanvoelen. Schoenen en kousen uit en op blote voeten het gladde rimpelloze oppervlak onder je voelen. Je deint mee. Onmiddellijk voel je hoe je gedragen wordt, bij elke stap. Je pletst op zekerheid. Verrassend onwennig is dit. Je beweegt op een donkere diepte die helemaal niet dreigt. Er is geen angst, wel een grote natuurlijke rust, een soort mateloze sereniteit. Het uitzicht is wijd, overal rondom niets dan water. Je liet de drukte achter je, je bent licht, je ademt breed en ruimt. Er is iets als “oneindigheid”. Onwillekeurig wandel je, zonder haast, naar de overkant, naar iemand toe. Zonder omwegen ga je iemand groeten, misschien iemand van de overkant die jou tegemoet komt. En dan elkaar groeten, de hand reiken, midden die wijde watervlakte, op naakte voeten.

Kunnen wij ons dit voorstellen ? Zo naar elkaar toestappen, over een waterspiegel of een deining. Het  doet de tijd verdwijnen. Het heeft iets onwankelbaars. Ik verwed dat wij dat allemaal heel graag zouden willen kunnen : “ Heer, zeg mij dat ik naar je toekom”.  Dat water je zo kan dragen, dat je alle donkerte en dreiging bedwingt, dat de zee – die geweldenaar – je niet meer, nooit meer, zal verslinden of verzwelgen, daar dromen wij van, wij allemaal en vooral alle gedwongen migranten op zee die redding meer nodig hebben dan waterspoken.

Wandelen over water, schrijven Matheus, Marcus en Johannes. Daarmee tekenen zij een mens als iemand die, gedragen, de mysterieuze, gevaarlijke diepte overwint, onheil onder de voeten houdt, alsof de zee genezen is van haar chaos, alsof het gevecht met het kwaad en elke ondergang voorgoed is overwonnen.  
Aan de oever van een langgerekt meer in Zuid-Frankrijk bracht Matheus mij dit voor de geest. Onvoorstelbaar religieus is dat.


Na de broodvermenigvuldiging, na de verzadiging, zijn de vragen van de mensen stilgevallen. Iedereen trekt naar zijn plek. De honger is vergeten. Wat heeft het teken met het brood teweeggebracht in de mens? Was er dankzegging nadien, toen iedereen terug was in zijn dorp? Wij weten het niet. Marcus zegt : “Want zij waren bij de broden nog niet tot inzicht gekomen” (Mc. 6,52). Na dit overvloedige brood volgt nu een waterverhaal. Waarom ?

Water is religieus, schrijft de Engelse dichter Philip Larkin ( 1922-1985 )[1] Zijn gedicht gaat zo :

If I were called in
To construct a religion
I should make use of water.
Indien ik werd geroepen
een godsdienst vorm te geven 
ik zou gebruik maken van water. 
Going to church
Would entail a fording
To dry, different clothes;
Naar de kerk gaan zou vereisen
door water te waden
 om droge, andere kleren;
My liturgy would employ
Images of sousing,
A furious devout drench, 
Mijn liturgie zou gebruik maken
van beelden van onderdompeling,
ik zou gebruik maken van water.
And I should raise in the east
A glass of water
Where any-angled light
Would congregate endlessly.   
En ik zou hoog in het oosten
een glas heffen met water
waarin uit alle hoeken licht
te samen komt - eindeloos

 

Zonder water, geen godsdienst, zegt de dichter. Hoe juist ziet hij. Van ouds, sinds de schepping zegt Genesis, zijn water en licht de bron van alles, leven gevend. De chaos zee trekt zich terug en wordt water. Water, teken van onderdompeling, zoals bij de doop. Wie uit het water van de doop opstaat, schrijft Rowan Williams[2], heeft de modder gevoeld en omgewoeld, al dat ellendige dat de christen door zijn doop tot zorg zal opvorderen. Water, zegt Exodus, teken van doorwaden, naar droge kleren, nieuw land, een volk dat samen trekt door zee. Water aan de bron, de put, waar waarheid in gesprek naar boven komt. Over water wandelen, ontmoeting over de dreiging heen. Bekleedt u met de nieuwe mens lijkt de dichter Paulus te parafraseren. Leg af uw oude gedrenkte gewaden. De doortocht wordt een proces van zuivering uit slavernij, een ode aan het Oosten. Zou de dichter zich bewust zijn dat zijn opgeheven glas in het Oosten, dat alle licht verzamelt, een verwijzing kan zijn naar Johannes :  “Wie mij drinkt, zal nooit meer dorst hebben” ( Jo. 4,14). Nooit meer. De dichter schrijft : eindeloos.


Is brood verzadiging en delen, water lijkt nog fundamenteler. De evangelist brengt in dit beeld Jezus en de leerlingen samen in een proces van bewustwording, zuivering, doortocht, ontmoeting, weerstand, hulp, verlangen, twijfel en vertrouwen.

In vergelijking met Marcus en Johannes heeft Matheus in zijn versie een serieuze passage bijgevoegd en een ander einde geschreven. Namelijk een exclusieve dialoog tussen Jezus en Petrus op dat water. Hier staat Petrus als paradigma voor de mens die zowel dringend verlangt naar Jezus toe te stappen, als de angstige in nood, de zgn. “kleingelovige” die roept: “red mij”.  Marcus beëindigt dit verhaal met een blijvend ongeloof van de leerlingen – want, zegt Marcus, het brood had hen niet tot inzicht gebracht. Matheus eindigt met een nieuwe Petrus-belijdenis, een erkenning : “Waarlijk. Gij zijt van God”. Die belijdenis zal Petrus later herhalen “ Gij zijt de Messias” en wij zullen ze horen onder het kruis in de woorden van de centurion.   

Wat betekent het nu “ te vertrouwen in tijden van nood” ?   Verwijdt Jezus Petrus iets, wanneer hij hem een “kleingelovige” noemt ? Mag je van iemand verwachten dat die, op elke moment, boven elke twijfel, angst of ontreddering kan staan ?  Is het niet naïef een onwankelbaar vertrouwen te verwachten in situaties van grote dreiging ? Je partner, confrater, je vriend, je kind overkomt een levensbedreigend gevaar .. en dan rustig blijven ? Vertrouwen kan toch geen blinddoek of filter zijn die het negatieve aan onze ogen onttrekt en de verbeelding aanspreekt met de belofte van een happy end ?  Vissers als Petrus en andere mensenvissers weten beter want zij hebben voldoende ervaring van zware stormen.
Hoe kunnen we dus “vertrouwen” een preciezere taal geven ?


Fundamenteel menselijk vertrouwen en religieus godsvertrouwen is niet een soort dankbaarheid achteraf of een gevoel van geruststelling omdat een probleem, een situatie, zinloosheid een oplossing zal krijgen. Vertrouwen gaat veel dieper dan de uitspraak: “ Het komt allemaal wel goed”.

Vaclav Havel[3], dichter / schrijver en latere president van Tsjechië is voor subversie veroordeeld tot jaren gevangenschap. Die periode stelt hem bloot zowel aan depressie als aan de vraag – waartoe besta ik ? Heeft mijn bestaan zoals ik het vorm gaf een zinvolle ordening, een verantwoordelijkheid ? Wat is mijn levensbestemming ? Hij is Petrus die balanceert tussen wandelen op water als dreigen erin te verdrinken.  Vertrouwen, schrijft Havel, is verbonden aan de blanco reden, aan de horizon van ons bestaan. Het gaat niet om een raadsel op te lossen. Het is geen conventioneel optimisme.  Geloven en vertrouwen hebben niets te maken met “hoe iets uiteindelijk afloopt”. Het gaat daaraan vooraf.

In het geloven of vertrouwen zelf, schrijft Havel, komt het wonder van leven tevoorschijn. Het gaat vooraf aan het leven waaraan wij ons ten volle toewijden. Het gaat om de betrekking tot de zin, tot doelstelling die de mens voor ogen heeft. Die kan verdwijnen en terug opduiken. Het gaat over hoe in ons diepste binnenste, een verhouding tot de wereld en tot de anderen afwezig of aanwezig is.  Het staat los van “hoe iets afloopt, goed of slecht”.  Kleingelovigheid zou kunnen betekenen dat wij ons vertrouwen afhankelijk maken van een concrete uitkomst. Red mij uit dit water.

Grootgelovig zou kunnen betekenen dat wij onophoudelijk – eindeloos zegt de dichter Larkin – een glas water hoog houden, licht uit alle hoeken samenbrengen, in de spanning willen leven tussen tenderen naar de zin, de horizon, de energie die ons kan dragen enerzijds en anderzijds de houding van openheid van het niet-weten.  Scherp en een beetje radicaal gesteld : je gelooft of vertrouwt niet omdat er een reikende hand is, maar er is een reikende hand omdat je vertrouwt.  


[1] Philip Larkin ‘Water’ ( 1954) in :   https://allpoetry.com/poem/8495701-Water-by-Philip-Larkin © by owner. Eigen vertaling M.B.

[2] Rowan Williams, Being Christian. Baptism, Bible, Eucharist, Prayer. London, SPCK, en e-book Frome Somerset, 2014, 1. Baptism, Out of the Depths, zonder blz.nr.

[3] Vaclav Havel. Brieven aan Olga. Overdenkingen uit de gevangenis. Uitg. Fontein, 1989, blz. 93-102.

 
Preek van de week

Inschrijving

Indien u iedere week een voorstel van preektekst van een dominicaan of een lekendominicaan wilt ontvangen, vragen wij u om uw inschrijving te bevestigen door te klikken op de link. Wij danken u bij voorbaat voor uw interesse in ons initiatief.

Onze preken

  • Paaszondag

    Paaszondag

    Pasen is hét hoogfeest van het christendom. Jezus van Nazareth is niet in de dood gebleven. Hij is opgewekt ten Read More
  • Paaswake

    Paaswake

    Deze avond is een avond waarop je staat voor een grote keuze. Op het moment dat we overgaan van dood Read More
  • Witte Donderdag

    Witte Donderdag

    De lezingen van vandaag plaatsen ons samenzijn in een continuïteit van bijzondere orde. Drie verhalen en vertrouwde gebaren ballen verleden Read More
  • 1
  • 2