Grensverleggende gesprekken
Soms kan een gesprek je danig in verwarring brengen, omdat je diepste overtuiging wordt tegengesproken. Maar de confrontatie kan ook een nieuw licht werpen en je leven een nieuwe wending geven, zodat je ruimer leert zien en geloven.
Over zo’n grensverleggend gesprek heeft Mattheüs het. De ontmoeting vindt plaats in de streek van Tyrus en Sidon. Vreemd, wat doet Jezus daar in het buitenland?
Mattheüs beklemtoont in zijn evangelie dat Jezus meermaals uitwijkt om zichzelf in veiligheid te brengen. Na de arrestatie van Johannes, wijkt Jezus uit naar Galilea. Maar als de Farizeeën tegen hem samenspannen, verlaat hij deze streek. Na de moord op Johannes duikt hij onder ‘ op een eenzame plaats’, maar zodra hij verneemt dat de Farizeeën hem willen doden, wijkt hij uit naar het buitenland, naar het gebied van Tyrus en Sidon.
In dit grensgebied ontmoet Jezus een vrouw die duidelijk geen joodse is. Deze vrouw behoort, in de termen van toen, tot de groep van de onreinen, de heidenen, de honden. Het gesprek tussen die twee schuurt. Je wordt er ongemakkelijk van in je maag. Waarom blijft die vrouw zo opdringerig roepen en hen achterna lopen? Waarom weigert Jezus haar botweg te helpen, hij die toch zo’n goede man is? Wordt het hem op dat moment allemaal te veel ? Wil hij anoniem blijven en niet herkend worden? Is hij het geschreeuw van die vrouw beu? We weten het niet. Duidelijk is wel dat Jezus overtuigd is van zijn engagement voor de kwetsbare mensen van zijn eigen volk, niet voor kwetsbaren uit andere volkeren. Eigen kwetsbaren eerst. Dat is al moeilijk genoeg. Daarom is het brood alleen voor de kinderen (van zijn eigen volk) en niet voor de honden.
De Syro-Fenicische vrouw laat zich echter niet zomaar aan de kant schuiven. Vanwaar haalt zij toch het vertrouwen dat Jezus goed zal zijn, ondanks zijn zwijgen en zijn afwijzing? Komt haar fiere kracht uit het feit dat ze niet zozeer voor zichzelf hulp zoekt, maar voor haar dochter? Heeft zij misschien al zoveel onbegrip meegemaakt met haar psychisch zieke dochter dat ze zo volhardend is geworden?
Zij spreekt Jezus tegen: “ Er is toch brood genoeg voor de kindjes én de hondjes? “ Zij ziet mogelijkheden waar Jezus die nog niet ziet. Bovendien verwijst ze naar ‘De tijd van de Messias’: deze tijd is nu al aangebroken. Zo opent zij voor Jezus een nieuw beeld van Gods liefde. Een liefde die ruimer is, die aan het licht komt in de ontmoeting met buitenstaanders, daar waar grenzen verlegd worden. Een Rijk Gods waar iedereen een plaats aan tafel heeft en waar de angst voor het vreemde geweken is.
Jezus, die voor geen argumenten van welke Farizeeër of schriftgeleerde ook, ooit heeft geplooid, zwicht nu voor de opmerking van deze vrouw. Het is opmerkelijk hoe hij zijn eigen grenzen nu niet angstvallig bewaakt, maar zich door haar laat raken. Hoe is dat mogelijk? Herkent Jezus in deze vreemde vrouw iets van het vuur dat ook in hem leeft? Herkent hij die koppige houding om je niet neer te leggen bij wat de wereld onvermijdelijk noemt, dat waar nu eenmaal niets tegen te beginnen valt? Een geloof dat niet berust? Is het daarom dat hij haar grensverleggende idee over inzet voor joden en niet-joden ook echt kan horen?
“Mevrouw, groot is je geloof.” Alsof Jezus dit met verbazing en verrukking constateert. Alsof haar woorden iets in hem hebben geopend dat zijn denken in harde grenzen, muren en vastgeroeste beelden doorbreekt. Alles is gekanteld in dit moeizame gesprek. In Jezus’ antwoord horen we geen vernederende verkleinwoorden meer, maar appreciatie en verbinding : “ Mevrouw, groot is je geloof. Aan jou geschiedde, gelijk jij het wilt”. De dochter geneest.
Dit grensverleggend gesprek brengt een grote verandering op gang in Jezus’ leven. Mattheüs schetst het als een point of no return. Vanaf dit punt, zegt Mattheüs, houdt Jezus op met uitwijken en op de vlucht slaan. Vanaf dit punt zal Jezus terugkeren naar zijn land, de berg opgaan, onderwijzen, genezen, opnieuw brood delen met mensen van allerlei afkomst. Hij gaat, net zoals de eerste christengemeenschappen, een nieuwe ruimte binnen waar joden en niet-joden samen aan tafel gaan. De normale grenzen van ‘rein’ en ‘onrein’ zijn doorbroken. Het mechanisme van de uitsluiting is ontmanteld. Een nieuw ‘wij’ krijgt vorm, moeizaam, maar toch…
Dit verhaal en deze traditie zijn bevrijdend, ook in deze tijden met vele vragen over migratie- en vluchtelingenbeleid. Wij leven van deze traditie vol verrassende momenten van doorbraak en transcendentie. Een traditie vol kantelmomenten, waarop de Geest waait, ook als het schuurt tussen mensen. Een traditie die steeds weer in beweging wordt gezet door mensen die tegenstemmen laten horen. God zit nergens in opgesloten, ook niet in de heiligste overtuiging.
Er zijn mensen met een groot geloof, die moedig in deze open werkelijkheid leven. Hun moed is de moed van liefde die ons leert dat wij niet elkaars concurrenten zijn, maar dat wij elkaar aanvullen en verrijken. Een liefde die ziet en handelt vanuit overvloed, en niet vanuit gebrek. Zoals in de campagneslogan van Vluchtelingenwerk Vlaanderen. ‘België zit vol’ staat er met grote letters op de affiche. En daaronder, in kleine letters: ‘met mensen die solidair zijn’.
Moge God ons zegenen als we op het punt staan een grens over te steken, om samen een nieuw hoofdstuk te beginnen.