Met een groepje kinderen zo tussen 10 en 12 jaar had ik een boeiend gesprek naar aanleiding van de parabel over de gulle eigenaar en de aangeworven dagloners. Mijn eerste vragen waren vrij onschuldig: ik vroeg hen of het rechtvaardig is dat de ene papa of mama meer verdient dan de andere? En als ze niet gaan werken omdat ze ziek zijn of depressief moeten ze dan ook hun loon ontvangen? De antwoorden waren nogal verschillend maar toch kon men ermee leven dat er verschillen zijn, want sommige jobs zijn zwaarder of soms gevaarlijker. Een meisje maakte de bedenking dat wel iedereen genoeg moet krijgen om te leven, een verrassend mooie gedachte op die leeftijd. Daarna stelde ik een dwingender vraag: stel dat je voor je mama een klusje hebt opgeknapt en ze je daarvoor een ijsje geeft, maar daar komt je broertje binnen van de voetbal en ook hij krijgt zomaar een ijsje: vind je dat rechtvaardig? Bijna iedereen vond het onrechtvaardig, want die broer had het niet verdiend. Toen moest ik hen confronteren met de parabel waarin wordt verteld dat aan het einde van de dag de eigenaar aan alle dagloners eenzelfde loon gaf. Dat dankzij die gulheid ook de gezinnen van wie het laatst was aangeworven konden overleven, vond men heel terecht, maar het gevoel bleef er. Helaas, niet alleen kinderen kijken en vergelijken, ook volwassenen doen zo. De parabel verwijst terecht naar die fantastische tekst in het boek Deuteronomium:
Een dagloner, die het al moeilijk genoeg heeft, mag u niet uitbuiten, of het nu iemand van uw eigen volk betreft of een vreemdeling die in een van uw steden woont. U moet hem nog dezelfde dag, voor zonsondergang, uitbetalen; want hij is arm en het gaat hem juist om dat loon. (Deut. 24, 14 – 15)
Sociaal gezien toch bijzonder dat Jezus het recht op een minimuminkomen verdedigt. Wat moeten al die paria’s niet glunderend naar elkaar hebben gekeken, toen ze dit verhaal hoorden. Eindelijk eten voor het hele gezin. Natuurlijk had die eigenaar aan de eersten ook meer kunnen geven dan was overeengekomen. Dan zou het principe ‘loon naar werken’ overeind zijn gebleven, maar de parabel wil iets anders zeggen Zoals altijd in parabels is het ongewone de motor om de boodschap die ze wil brengen te achterhalen.
Jezus wil dat zijn volgelingen een grondige bekering doormaken zodat ze anders gaan kijken, en een andere houding aannemen zoals die van de eigenaar. In het dagelijkse leven zijn mensen altijd bezig met vergelijken. Ze verlangen naar datgene dat anderen hebben. Door te vergelijken worden ze jaloers op wie meer heeft of wie iets heeft dat zij nog niet hebben. René Girard maakte er met zijn theorie over de mimesis de basis van zijn filosofie van. Mensen willen bezitten wat ook de anderen hebben, maar gezien het tekort leidt dat tot spanning en conflict. Ik kan dan moraliserend zeggen: we moeten leren leven met genoeg voor onszelf en met genoeg voor iedereen, maar ook dat werkt niet. Men kruipt slechts uit dit patroon van nabootsen en vergelijken als men door een ander principe wordt beroerd vb. een religieus motief. De parabel wil daarom meer dan sociale rechtvaardigheid en om dat te bereiken maakt ze een sprong van het alledaagse naar het spirituele. Om dit te verduidelijken verwijs ik naar een andere parabel over kwijtschelding: een knecht was 10.000 talenten schuldig aan zijn heer, terwijl een ander hem 100 denariën schuldig was. Omdat de heer bereid was die enorme schuld te vergeven, had die dienaar zoveel mildheid moeten voelen dat hij zonder moeite die kleine som van zijn collega kon laten vallen. Dat deed hij niet en daarom greep de heer in.
Hetzelfde principe komt hier terug: Jezus wil meer dan moraliserend wijzen op het belang van voldoende om te leven (hoe belangrijk die idee ook is), Hij wil zijn volgelingen gevoelig maken voor de grootmoedigheid en gulheid van de eigenaar, van God. Wie dat eens heeft mogen ervaren, houdt op met vergelijken. Wie de liefde en nabijheid van God heeft mogen ondervinden al is het maar één moment, die leeft voortaan vanuit een sobere, blije houding van genoeg. Dat is de vreugde van de Blijde Boodschap en van de komst van het Rijk van God waarin voor concurrentie, jaloezie en boosheid geen plaats meer is. Zo zou het nieuwe leven en samenleven moeten zijn, aldus de droom van Jezus.