“Kom, ga binnen in Mijn vreugde. Jij gaf eten aan wie honger had. Je gaf drinken aan wie dorst had. Wie naakt was, heb je gekleed. Vreemdelingen opgenomen. Zieken en gevangenen bezocht.”
Het is ontroerend hoe lichamelijk deze concrete gebaren van menselijkheid beschreven staan. Eten en drinken geven, kleren aandoen. Het roept herinneringen op aan papflesjes en babyluiers, aan mijn moeder met een achterkleinkind op haar schoot: “ Ach, ze moeten nog zo dikwijls vastgepakt worden vooraleer ze groot zijn.” Om zulke gebaren van zorg voor de kleinsten gaat het.
De minsten zijn echter niet alleen kinderen, maar ook mensen die kwetsbaar zijn in de samenleving: de zieken, de armsten, gevangenen en vreemdelingen. Zij redden het niet als er niemand is die hen nabij is. Het gaat om mensen in de marge.
Wat in dit verhaal de meeste verbazing wekt, is hoe intens de Mensenzoon-Bevrijder-Rechter betrokken is op deze mensen in de marge. “Wat je gedaan hebt voor de meest verworpene van mijn broers en zussen, dat deed je aan Mij.“ Raak je aan Mijn familie, dan raak je aan Mij. En aan iedereen die zich heeft ingezet voor deze minsten, zegt hij : “Kom. Kom binnen in Mijn vreugde.”
Ik heb dit vroeger altijd met een zekere scepsis gelezen. Deze vraag om zich in te zetten voor de minsten is immers geen gemakkelijke opgave. En dan die combinatie met vreugde? Waar gaat dit in godsnaam over?
Onlangs kreeg ik een nieuwe sleutel aangereikt waarmee dit verhaal zich voor mij opende, toen ik een jonge vrouw hoorde vertellen over haar inzet voor kinderen. Verbazingwekkend hoeveel veerkracht zij zag bij kinderen met ernstige fysieke en mentale beperkingen. Hoe zij de intense betrokkenheid van ouders, opvoeders en jeugdbewegingsleiders opmerkte, waardoor de veerkracht van deze kinderen kon toenemen. Hoe de wisselwerking tussen al deze betrokkenen zelfs leidde tot grotere veerkracht voor ieder van hen persoonlijk en een groeiend vertrouwen.
De vrouw sprak over die veerkracht als over een groot cadeau, dat je ontvangt. Ze werd er helemaal blij van. Alsof al deze mensen tot hun eigen verbazing, zich in hun inzet gezegend voelden. Alsof je door betrokkenheid op de minsten binnengaat in een groter weefsel van geven en ontvangen. Alsof je verwelkomd wordt in een grotere, levende verbinding tussen mensen en in een bijzondere vreugde.
“Barmhartigheid is vol van God,” zegt de bijbel over de diepte van zulke ervaringen. Of in andere woorden: “Kom, gezegenden van mijn Vader, en ontvang het Rijk dat voor u bestemd is.” Ontvangen, staat er. En je bestemming vinden.
De verleiding is groot om met deze gedachte mijn overweging te beëindigen. Maar er hangt in dit verhaal ook een grimmige oordeelssfeer. Wat moet ik daar mee? Wie zijn de vervloekten die gestraft worden? Hebben zij zieken aan hun lot overgelaten? Hebben zij kinderen uitgekleed en misbruikt in plaats hen te beschermen? Hebben ze krotten verhuurd aan vreemdelingen aan woekerprijzen? Beseften ze niet wat ze deden? Zijn ze zelf ooit slachtoffer geweest en daardoor onmenselijk geworden? Hebben ze de nood van de minsten wel gezien, maar er niet op gereageerd? Of is hun probleem dat zij de mensen in de marge niet als broers en zussen konden zien? Is daarom het laatste, definitieve oordeel over hun nalatigheid zo genadeloos?
En wat te denken over het eeuwige vuur? Is dit te lezen als afschrikking en waarschuwing? Of schuilt in dit beeld de verwachting dat de geringsten toch eindelijk mogen hopen dat hun onderdrukkers hun straf niet ontlopen, zoals zo vaak gebeurt?
Edward Schillebeeckx zei ooit: “Ik geloof – en ik zeg dit met enige aarzeling – dat bij het laatste oordeel misschien iedereen aan de goede kant van de Mensenzoon zal staan: ‘Kom, geliefde mensen, gezegenden van de Vader, want ondanks al je onmenselijkheid, heb je eens een glas water gegeven toen Ik in nood was. Kom!”
Terug naar de vreugde.
“Kom,” zegt mijn moeder voordat ik vertrek. Ze geeft mij nog een cake mee die ze heeft gebakken. En bieslook en plantjes uit de tuin en gedroogd bloemenzaad. Tijdens de lange autorit terug denk ik aan ouders, kinderen en kleinkinderen. En aan de vluchtelingen die zeiden: “Wij hebben onze familie in Syrië achtergelaten. . Maar met deze vrijwilligers hebben we hier een nieuwe familie gevonden.” En terwijl ik in de file op de Antwerpse ring aanschuif, voel ik vreugde en ontroering.
Ria Willems
Bronnen:
Getuigenis Lore https://www.dominicusgent.be/viering-veerkracht/
Thope en omarmers in actie voor vluchtelingen: https://www.thopevzw.be/nieuws.html