Genezing van heel de mens
We staan aan het begin van het evangelie naar Marcus. In de aanhef kondigt dit evangelie zich aan als de goede boodschap van Jezus Christus (Mc 1,1). Na zijn doop door Johannes en de roeping van de eerste leerlingen gaat Jezus die goede boodschap onderrichten in de synagoge en hij doet dat “met gezag” (Mc 1,21-22). Maar wát onderricht Jezus precies? Wat is de inhoud van zijn boodschap? Marcus vermeldt het niet. Jezus houdt in de eerste perikopen van dit evangelie niet een uiteenzetting. Toch laat hij zien waar het hem om te doen is, namelijk zijn manier van doen. In tegenstelling tot de beginverhalen van de andere evangeliën bestaat de goede boodschap uit het Marcusevangelie in de eerste hoofdstukken hoofdzakelijk uit genezingen die Jezus verricht. Als je wilt weten wat de inhoud is van Jezus’ boodschap, kijk dan naar wat hij doet, zo wil Marcus zeggen.
En zo lezen we in deze eerste hoofdstukken over de uitdrijving van een demon bij een bezetene (Mc 1,25), over de genezing van de schoonmoeder van Simon (Mc 1,30), over nog meer uitdrijvingen van demonen (Mc 1,34.39), de genezing van vele zieken (Mc 1,34), de reiniging van een melaatse (Mc 1,42), de genezing van een lamme (Mc 2, 4-12), de genezing van een verschrompelde hand (Mc 3,3.5) en de genezingen bij het meer (Mc 3,7-10). Ongehoorde acties omdat hij ze soms op sabbat doet, wat hem twistgesprekken oplevert met de schriftgeleerden (Mc 2,6-12; 3,2.4-5.6). De boodschap die Jezus brengt is in eerste instantie geen leer, maar een bevrijdende praktijk. Of zoals de bevrijdingstheologen het enige decennia terug zeiden: de orthopraxis gaat voor de orthodoxie uit. Het gaat Jezus erom zieken en onreinen te genezen zodat ze uit hun isolement komen en weer een plaats in de samenleving krijgen en volwaardig mens kunnen worden. De boodschap van Jezus is dáárom goed en geloofwaardig, omdat ze metterdaad genezing, heling en heil brengt. Deze insteek van Marcus is voor ons een richtingwijzer. De geloofwaardigheid van onze verkondiging begint met de daad, met de inzet voor hen die om redding roepen, voor hen die net als Job wanhopig uitroepen: “Ik zal geen geluk meer zien.” (Job 7,7)
Jezus’ speciale aandacht gaat uit naar het uitdrijven van onreine geesten en demonen, zoals in het evangelie van vandaag (Mc 1,23-28; 1,32-34.39). Wellicht speelt hier een verband mee met ziekten als psychoses, paranoia, schizofrenie en epilepsie. De verwijzing naar demonen en geesten klinkt ons niet meer zo vertrouwd in de oren. Maar hoe het ook zij, demonen wijzen op aandoeningen die je naar lijf en geest gevangen houden, tot slaaf maken. Wat dat betreft leven we momenteel in een samenleving waar het wemelt van de demonen als we denken aan obsessies, angsten, depressies, burn-outs, verslavingen, zinverlies en acute ervaringen van eenzaamheid. Zaken waardoor je als mens vastgeketend kunt worden en het gevoel hebt geen kant op te kunnen. Zaken ook die je lichamelijk én geestelijk ziek maken. Bevrijding van demonen betreft daarom de hele mens en dáárop is Jezus’ optreden gericht als hij heil en genezing brengt. Jezus’ handelen kent geen dualisme tussen geest en lichaam! Daarom moet de zorg voor héél de mens centraal staan als wij anderen nabij zijn in wat hen knecht en als wij proberen te helpen hun ketenen los te maken.
Als we Marcus mogen geloven, kent Jezus’ optreden een vliegende start. Steeds meer mensen komen naar hem toe om zich door hem te laten genezen. Hij breidt daarom zijn werkterrein snel uit en neemt zich voor in heel Galilea de goede boodschap te brengen en in de hele streek mensen te genezen en demonen uit te drijven (Mc 1,38-39). Plotsklaps is hij echter zoek. Hij is in alle vroegte ontsnapt aan de menigte om zijn toevlucht te zoeken op een eenzame plek (Mc 1,35-37). Al het beroep dat op hem gedaan wordt, alles wat hij zich voorneemt om te gaan doen, kan hij het allemaal wel aan? Gaat het niet zijn krachten te boven? Jezus gaat op die plek bidden. En bidden betekent eerst en vooral bidden om een kracht die jij jezelf niet kunt geven. Bevrijdend handelen betekent daarom ook het besef dat het niet allemaal van jezelf afhangt, weten dat je het niet allemaal uit jezelf hoeft te halen, maar dat God je kracht geeft. Daarom is bidden heilzaam, juist ook voor degene die heil wil brengen.
Moge dit evangelie ons aanmoedigen om metterdaad helend aanwezig te zijn bij de mens in heel zijn/haar nood. En mogen we daarbij kracht putten uit de Eeuwige.
Leo Oosterveen o.p.