Barrières doorbreken
Om de draagwijdte van Jezus' optreden juist te kunnen inschatten, is enige achtergrondinformatie wellicht wenselijk.
Jezus genas een melaatse. In de eerste lezing ging het over huidziekten. Voor ons zijn dat twee totaal verschillende dingen. Niet in Jezus' tijd. Tussen toen en nu ligt tweeduizend jaar wetenschap. Huiduitslag maakte mensen toen bang omdat men geen idee had wat er juist aan de hand was, en zeker niet wat de prognose was. Men wist wel dat het het begin zou kunnen zijn van iets heel ergs; misschien was het besmettelijk, misschien ook niet. Maar het was hoe dan ook verdacht.
Dat een zieke zich door een priester moest laten onderzoeken klinkt vreemd in onze oren. Maar in het Jodendom van toen, net als in vele (primitieve) samenlevingen, vervulde een priester meerdere maatschappelijke taken: hij was niet alleen de bedienaar van de eredienst, hij fungeerde onder meer ook als medicus én als gezondheidsambtenaar. Hij onderzocht de zieke en verklaarde hem rein of onrein. ‘Melaatsheid’ was een van de redenen voor zo’n ‘onrein’-verklaring. In de Bijbelse tijd moet je dat begrijpen als: deze huidaandoening zou een eerste symptoom van melaatsheid kunnen zijn. Hoe rekbaar dat begrip destijds was, mag blijken uit het feit dat zelfs kleding 'melaats' kon verklaard worden, wanneer die bijvoorbeeld bevlekt was geraakt door verdachte huiduitslag of een huidwonde.